C-173/99, BECTU, arrest van 26 juni 2001

Contentverzamelaar

C-173/99, BECTU, arrest van 26 juni 2001

Datum arrest, zaaknummer, partijen
HvJEG 26 juni 2001, C-173/99, The Queen en Secretary of State for Trade and Industry, Ex parte: Broadcasting, Entertainment, Cinematographic and Theatre Union (BECTU)

Sleutelwoorden
Sociale politiek-Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers-Richtlijn 93/104/EG-Recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon- Door nationale regeling gestelde voorwaarde voor ontstaan van recht-Vervullen van minimumtijdvak van tewerkstelling bij zelfde werkgever

Betrokken departementen
SZW, Jus, BZK

Beleidsrelevantie
Er zijn geen gevolgen voor beleid en wetgeving: de Nederlandse implementatiewetgeving ter uitvoering van Richtlijn 93/104/EG (Arbeidstijdenwet, Arbeidstijdenbesluit en Arbeidsomstandighedenbesluit) bevatten geen bepalingen die werkgevers toelaten een minimumperiode van tewerkstelling te hanteren voordat een werknemer recht op vakantie opbouwt. Wèl zal in de rechtspraak en rechtspraktijk er rekening mee moeten worden gehouden dat in geschillen over het recht op vakantie dit recht door het Hof is erkend als een bijzonder belangrijk beginsel van communautair sociaal recht.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Richtlijn 93/104 bevat minimumvoorschriften over de organisatie van arbeidstijd, en stelt maatregelen vast die de lidstaten moeten treffen met betrekking tot onder andere minimumrusttijden, jaarlijkse vakanties, maximale wekelijkse arbeidstijd, de voorwaarden voor nachtarbeid en het werkrooster.

Met betrekking tot de jaarlijkse vakantie bepaalt de richtlijn dat alle werknemers het recht hebben op een jaarlijkse vakantie van tenminste vier weken met behoud van loon. Dit recht wordt toegekend overeenkomstig de in de nationale wetten geldende voorwaarden voor het recht op de toekenning van een dergelijke vakantie. Volgens de richtlijn kunnen de lidstaten echter ook een minimum vakantieperiode van drie weken hanteren voor een overgangsperiode van ten hoogste drie jaar, te rekenen vanaf 23 november 1996.

In het Verenigd Koninkrijk is de richtlijn in nationaal recht omgezet door de Working Time Regulations 1998 (hierna te noemen: de regulations). De regulations bepalen dat iedere werknemer in het Verenigd Koninkrijk het recht heeft op een jaarlijkse vakantie van vier weken met behoud van loon, of tijdens de overgangsperiode gedurende drie weken. De regulations zijn echter slechts van toepassing wanneer een werknemer tenminste drie weken ononderbroken voor één werkgever heeft gewerkt ('de uitzondering').

Een aantal vakbonden uitten kritiek over de uitzondering omdat het de positie van werknemers met overeenkomsten van korte duur zou benadelen. Een van deze, de Broadcasting, Cinematographic and Theatre Union (BECTU), startte vervolgens een procedure bij de High Court of Justice. BECTU stelde zich op het standpunt dat de uitzondering geen juiste uitvoering gaf aan de richtlijn en in strijd was met het door de richtlijn beoogde doel van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. Bovendien zouden de werkgevers de uitzondering kunnen gebruiken om hun positie tegenover werknemers te versterken.

Volgens het Hof is het kerndoel van de richtlijn het waarborgen van een betere bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. Daarnaast merkt het Hof op dat, hoewel de richtlijn bepalingen inhoudt waarvan kan worden afgeweken, de bepaling van de richtlijn die het hier betreft niet onder deze bepalingen valt. Bovendien kunnen dergelijke afwijkingen alleen worden toegepast als de algemene beginselen inzake de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers worden gerespecteerd. Daarnaast geldt de bepaling inzake de overgangsperiode alleen voor een overgangsperiode van drie jaar mits gedurende deze overgangsperiode aan alle werknemers jaarlijks een vakantie met behoud van loon van drie weken wordt toegekend. Volgens het Hof tonen deze feiten dat het recht op vakantie met behoud van loon als een bijzonder belangrijk beginsel van communautair sociaal recht moet worden beschouwd, waarvan alleen mag worden afgeweken onder bijzondere omstandigheden. Het Hof merkt ook op dat de richtlijn een ruim toepassingsgebied heeft. De richtlijn is, met uitzondering van een aantal specifieke sectoren, van toepassing op alle particuliere of openbare sectoren en geldt tevens voor alle werknemers.

Op basis van bovengenoemde elementen komt het Hof tot de conclusie dat de jaarlijkse vakantie met behoud van loon een sociaal recht is dat door de richtlijn rechtstreeks aan alle werknemers is toegekend als een minimumvoorschrift ter bescherming van hun veiligheid en hun gezondheid. Een nationale regeling die het recht op jaarlijkse vakantie doet afhangen van een voorwaarde die bepaalde werknemers belet dit recht te verwerven is dus volgens het Hof in strijd met de doelstelling en opzet van de richtlijn. Ten eerste is een dergelijke regeling volgens het Hof in strijd met de opzet van de richtlijn aangezien de richtlijn duidelijk aangeeft dat het recht op jaarlijkse vakantie voor alle werknemers geldt. Ten tweede merkt het Hof op dat een dergelijke regeling aangeeft dat het recht tot misbruik zou kunnen leiden omdat werkgevers vaker contracten van korte duur zullen hanteren. De richtlijn moet volgens het Hof aldus worden uitgelegd dat lidstaten het aan alle werknemers toegekende recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon niet mogen beperken.

Korte analyse
Het Hof geeft in dit arrest een aanzet voor de ontwikkeling van een catalogus van beginselen van sociaal recht. Het Hof verwijst in het arrest niet naar het EU-Grondrechtenhandvest, waarin een bepaling is opgenomen betreffende het recht op vakantie met doorbetaling van loon. Advocaat-Generaal Tizzano had in zijn conclusie (punt 26) wel expliciet verwezen naar artikel 31, lid 2, van het Handvest. Dit artikel bepaalt: iedere werknemer heeft recht op een beperking van de maximumarbeidsduur en op dagelijkse en wekelijkse rusttijden, alsmede op een jaarlijkse vakantie met behoud van loon. De Advocaat-Generaal is van mening dat "(...) the relevant statements of the Charter cannot be ignored; in particular, we cannot ignore its purpose of serving, where its provisions so allow, as a substantive point of reference for all those involved-Member States, institutions, natural and legal persons- in the Community context. Accordingly, I consider that the Charter provides us with the most reliable and definitive confirmation of the fact that the right to paid annual leave constitutes a fundamental right." (punt 28).

Wèl erkent het Hof in deze zaak het recht op vakantie behoud van loon als een bijzonder belangrijk beginsel van communautair sociaal recht.

Inmiddels is in meer zaken door diverse Advocaten-Generaal verwezen naar (bepalingen van) het Handvest (conclusie Advocaat-Generaal Alber in zaak C-340/99, TNT Traco SpA/ Poste Italiane SpA e.a.- artikel 36 Handvest (toegang tot diensten van algemeen belang)-; conclusie Mischo in gevoegde zaken C-122/99 P en C-125/99 P, D/Raad -artikel 9 Handvest (recht te huwen en recht een gezin te stichten)-; conclusie Advocaat-Generaal Jacobs in zaak C-270/99 P, Z/Parlement -artikel 41 Handvest (recht op behoorlijk bestuur)-. Ook in de arresten die inmiddels zijn gewezen heeft het Hof geen verwijzing naar het Handvest opgenomen. Of dit in de toekomst anders wordt moet worden afgewacht.

Eerste inventarisatie van mogelijke effecten voor beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk
Er zijn geen gevolgen voor beleid en wetgeving: de Nederlandse implementatiewetgeving ter uitvoering van Richtlijn 93/104/EG, te weten Arbeidstijdenwet, Arbeidstijdenbesluit en Arbeidsomstandighedenbesluit, bevatten geen bepalingen die werkgevers toelaten een minimumperiode van tewerkstelling te hanteren voordat een werknemer recht op vakantie opbouwt. De rechtspraak en rechtspraktijk moeten er zich van bewust zijn dat in geschillen over het recht op vakantie dit recht door het Hof is erkend als een bijzonder belangrijk beginsel van communautair sociaal recht.

Voorstel van behandeling
De ICER zendt dit fiche en het arrest ter kennisneming aan de Ministers van SZW, Jus en BZK.