C-176/03, Commissie tegen Raad (milieustrafrecht), arrest van 13 september 2005

Contentverzamelaar

C-176/03, Commissie tegen Raad (milieustrafrecht), arrest van 13 september 2005

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 13 september 2005 in de zaak C-176/03, Commissie tegen de Raad (milieustrafrecht)

Betrokken departementen
Alle departementen

Sleutelwoorden
Beroep tot nietigverklaring - artikelen 29 EU, 31, sub e EU, 34 EU en 47 EU - Kaderbesluit 2003/80/JBZ - milieubescherming - strafrechtelijke sancties - bevoegdheid van de Gemeenschap - rechtsgrondslag - artikel 175 EG

Beleidsrelevantie
Het Hof heeft voor de eerste keer uitspraak gedaan over de verdeling van bevoegdheden tussen de eerste pijler en de derde pijler wat betreft voorschriften voor de toepassing van het strafrecht ter verzekering van wezenlijke doelstellingen van de Gemeenschap. Hiermee moet rekening worden gehouden bij het opstellen van nieuwe EU-beleidsinstrumenten die het terrein van het strafrecht betreffen.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
De uitspraak betreft de rechtmatigheid van het kaderbesluit inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (hierna: kaderbesluit milieustrafrecht). Deze regeling is vanwege het strafrechtelement gegrond op het EU-Verdrag. In deze zaak werd de vraag aan de orde gesteld of de regeling vanwege de milieudoelstelling op het EG-Verdrag had moeten worden gegrond. De zaak is aanhangig gemaakt door de Commissie. Zij werd hierin gesteund door het Europees Parlement.

Het kaderbesluit bevat onder andere bepalingen inzake de strafbaarstelling van opzettelijke en culpose milieudelicten (artikelen 2 en 3), strafbaarstelling van deelneming aan en uitlokking van opzettelijke milieudelicten, straffen (artikel 5), aansprakelijkheid van en sancties voor rechtspersonen (artikelen 6 en 7), rechtsmacht (artikel 8), en uitlevering en vervolging (artikel 9).

Het Hof heeft het kaderbesluit (wegens zijn ondeelbare karakter in zijn geheel) nietig verklaard. Het Hof benadrukt dat het EU-Verdrag geen afbreuk kan doen aan het EG-Verdrag. Het oordeelt verder dat de artikelen 1 tot en met 7 van het kaderbesluit wegens hun doel en inhoud de bescherming van het milieu als hoofddoel hebben. Deze artikelen hadden dus kunnen worden vastgesteld op grond van artikel 175 EG.

Het Hof overweegt dat de artikelen 2 tot en met 7 van het kaderbesluit leiden tot een gedeeltelijke harmonisatie van de strafrechtelijke bepalingen van de lidstaten, in het bijzonder wat de bestanddelen van de verschillende strafbare feiten op milieugebied betreft. Het overweegt voorts dat het domein van het strafrecht en het strafprocesrecht in beginsel niet tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behoort. Het Hof overweegt verder dat deze vaststelling de gemeenschapswetgever evenwel niet kan beletten om, wanneer het gebruik van doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen door de bevoegde nationale instanties een onontbeerlijke maatregel is in de strijd tegen ernstige aantastingen van het milieu, maatregelen te nemen die verband houden met het strafrecht van de lidstaten en die hij noodzakelijk acht om de volledige doeltreffendheid van de door hem inzake milieubescherming vastgestelde normen te verzekeren.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Het Hof gaat met dit arrest verder dan het standpunt van Nederland, zoals neergelegd in het ICER-advies van 9 april 2002 inzake strafrecht en de eerste pijler. De Raad heeft inmiddels aangegeven (doc. 12587/05 JUR 388 DROIPEN 40 ENV 421) dat de uitspraak geen effect heeft op reeds totstandgekomen nationale wetgeving en dat er geen verplichting meer is om uitvoeringswetgeving tot stand te brengen. Alleen nieuwe EG-wetgeving kan de lidstaten verplichten tot strafbaarstelling en strafrechtelijke sanctionering van milieudelicten. Nederland deelt deze visie. De behandeling van het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel ter implementatie van het kaderbesluit milieustrafrecht is stilgelegd in afwachting van nadere besluitvorming op Europees niveau.

De Commissie heeft naar aanleiding van dit arrest eveneens een mededeling (COM(2005)583 final/2) gedaan en gaat in op de inhoud, de reikwijdte en de effecten van de uitspraak. De Commissie concludeert dat het treffen van strafrechtelijke maatregelen op een specifiek beleidsterrein door de Gemeenschap mogelijk is indien er een duidelijke noodzaak bestaat om ernstige tekortkomingen in de verwezenlijking van Gemeenschapsdoelstellingen weg te nemen om de doeltreffendheid van Gemeenschapsbeleid of de goede werking van de vrijheden te waarborgen. Naar de mening van de Commissie kan het daarbij gaan om iedere bevoegdheid die leidt tot bindende wetgeving die strafrechtelijke maatregelen met zich mee zou moeten brengen om de doeltreffendheid van die wetgeving te verzekeren.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche, het bijbehorende arrest en de mededeling van de Commissie ter kennisneming aan alle ministers. De ICER stelt voor om het arrest te verwerken in de Leidraad onderhandelen. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk. Er wordt een werkgroep ingesteld die voorstellen zal doen voor de aanpassing van het ICER-advies van 9 april 2002 over de relatie tussen het strafrecht en de eerste pijler.