C-190/13 Márquez Samohano

Contentverzamelaar

C-190/13 Márquez Samohano

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   6 juni 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   23 juni 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   23 juli 2013
Trefwoorden: arbeidsovereenkomsten; overheidspersoneel

Onderwerp: Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (Pb L 175, blz. 43)

Verzoeker begint in 2008 met een aanstelling voor één jaar werkzaamheden als docent bij een Spaanse Universiteit (verweerster). Tot 2012 vindt ieder jaar verlenging plaats. Het aantal uren dat verzoeker lesgeeft is (uiteindelijk) zes uur per week. Hij heeft vanaf het eerste contract aangegeven dat hij naast zijn overheidsbaan (zijn ‘hoofdactiviteit’) ook werk in de particuliere sector heeft.
In 2012 wordt hem medegedeeld dat zijn contract per eind juli wordt beëindigd. Hij vraagt nog dezelfde dag verlenging van de arbeidsovereenkomst aan, maar de rector bevestigt dat de overeenkomst niet verder wordt verlengd. De beëindiging is volgens de rector rechtmatig verlopen.
In september gaat verzoeker in beroep tegen het ontslagbesluit en vordert dat het ontslag nietig dan wel onrechtmatig wordt verklaard. Hij stelt dat de verlengingen van zijn arbeidsovereenkomsten onregelmatig zijn geweest omdat niet zou zijn voldaan aan de wettelijke vereisten voor een aanstelling als profesor asociado en er geen reden was voor het sluiten van (steeds) tijdelijke overeenkomsten. Daarnaast uit hij zijn vermoeden dat het ontslag is ingegeven wegens zijn vakbondsactiviteiten.
Verweerster is van mening dat voor het ontslag is voldaan aan de wettelijke SPA regels; in de toepasselijke organieke wet is niets geregeld over een maximumduur voor opeenvolgende arbeids-overeenkomsten. Verweerster ziet geen link met Europees recht alhoewel zij betoogt dat de overeenkomst strookt met RL 1999/70.

De verwijzende SPA rechter stelt het HvJEU de volgende vragen:
1) Moet clausule 5 van de raamovereenkomst die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, aldus worden uitgelegd dat deze zich verzet tegen nationale bepalingen als de artikelen 48 en 53 van organieke wet 6/2001 van 21 december betreffende de universiteiten, die niet voorzien in een maximumduur voor opeenvolgende arbeidsovereenkomsten, terwijl evenmin een nationale wettelijke maatregel bestaat die misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd voor universitair onderwijspersoneel moet voorkomen?
2) Moet het begrip „werknemer in vaste dienst” zoals gedefinieerd in clausule 3 van de raamovereenkomst die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG, aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een bepaling als de vijftiende aanvullende bepaling, lid 1, tweede alinea, van het werknemersstatuut, waarin is voorzien dat de arbeidsovereenkomst met de werknemer kan worden beëindigd wanneer het contracterende overheidsorgaan overgaat tot een aanstelling in de door de werknemer vervulde functie?
3) Wanneer het recht op schadevergoeding van werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in het geval dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd op een grond die geen verband houdt met de persoon van de werknemer, in het nationale recht wordt beschouwd als passende maatregel ter voorkoming en bestraffing van misbruik van tijdelijke arbeidsovereenkomsten in de particuliere sector, en er geen daarmee vergelijkbare maatregel in de openbare sector bestaat, is er dan sprake van een passende maatregel in de zin van clausule 5 van de raamovereenkomst die is opgenomen als bijlage bij richtlijn 1999/70/EG, wanneer hetzelfde recht op schadevergoeding als wettelijk is bepaald voor werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de particuliere sector, wordt toegekend aan werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in overheidsdienst?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-212/04 Adeneler e.a.; C-53/04 Marrosu et Sardino; C-180/04 Vassallo; C-378/07 – C-380/07 Angelidaki ea.
Specifiek beleidsterrein: BZK
Mede SZW

Gerelateerde documenten