C-210/22

Contentverzamelaar

C-210/22

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    27 mei 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    13 juli 2022

Trefwoorden: douanewetboek, GS-onderverdeling, goederen, oorsprongsregel

Onderwerp:

•            Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie

•            Gedelegeerde verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie, zoals gewijzigd bij gedelegeerde verordening (EU) 2016/651 van de Commissie van 5 april 2016 houdende rectificatie van gedelegeerde verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie

•            Verordening (EEG) nr. 2658/87 van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821: bijlage 1 onderverdeling 7304 49, in het bijzonder GN-onderverdeling 7304 4910

•            Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2093 van de Commissie van 15 november 2017 tot beëindiging van het onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door invoer verzonden uit India, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, en tot beëindiging van de bij uitvoeringsverordening (EU) 2017/272 van de Commissie ingestelde registratie van die invoer

Feiten:

Op 20-01-2016 heeft verzoekster – een staalhandelaar – een beschikking over een bindende oorsprongsinlichting (BOI-beschikking) overeenkomstig artikel 33 DWU aangevraagd voor naadloze buizen van roestvrij staal van GS-onderverdeling 7304 41, met een buitendiameter tussen 6 en 323,9 mm, die in Zuid-Korea worden vervaardigd door primair materiaal dat in de Volksrepubliek China door middel van warme afwerking is geproduceerd, koud te verwerken. Het primaire materiaal – holle producten van GS-onderverdeling 7304 49, recht en waarvan de wanden overal even dik zijn – wordt in de Volksrepubliek China met warme extrusie vervaardigd uit grote stukken staal. Het primaire materiaal dat als gevolg van extrusie ontstaat, wordt alleen recht getrokken en onderzocht op zijn chemische samenstelling. De mechanische eigenschappen en de afmetingen van de respectieve partij primair materiaal worden niet onderzocht volgens de specificaties van een gebruikelijke industriële norm en worden dus niet genoteerd in het respectieve certificaat voor het walswerk. In Zuid-Korea wordt het primaire materiaal koud verwerkt. Door het materiaal koud te walsen of koud te trekken ontstaan buizen met een kleinere doorsnede en dunnere wanden, die beantwoorden aan de specificaties van verzoekster. Volgens verzoekster ligt de oorsprong van de buizen overeenkomstig artikel 60, lid 2, en artikel 62 DWU, artikel 32 GV-UDW en de oorsprongsregel voor GS-onderverdeling 7304 41 van bijlage 22-01 bij GV-UDW, die de verkrijging van de oorsprong beperkt tot de „verandering vanuit holle profielen bedoeld bij onderverdeling 7304 49” in Zuid-Korea. Het in de Volksrepubliek China vervaardigde primaire materiaal valt onder GS-onderverdeling 7304 49 en wordt in het handelsverkeer als „moederpijp” of niet-afgewerkte buizen aangeduid. De eindbewerking van het primaire materiaal in Zuid-Korea leidt tot een verandering vanuit holle profielen bedoeld bij GS-onderverdeling 7304 49 naar koudgetrokken of koudgewalste buizen van GS-onderverdeling 7304 41. De bewerking in Zuid-Korea vormt de laatste ingrijpende be- of verwerking in de zin van artikel 60, lid 2, DWU.

Overweging:

Volgens de verwijzende rechter is het relevant voor de beslechting van het geding en juridisch betwistbaar of het begrip „holle profielen” in de oorsprongsregel voor holle profielen ook ziet op warmgevormd primair materiaal. In dit verband rijst de vraag of het begrip „holle profielen” in de oorsprongsregel voor holle profielen beperkt is tot holle profielen in de zin van de GS-toelichtingen op hoofdstuk 73. In dat geval zou de Zuid-Koreaanse oorsprong van de buizen niet kunnen worden gegrond op de koude verwerking in Zuid-Korea van het primaire materiaal uit de Volksrepubliek China, aangezien het primaire materiaal geen holle profielen in de zin van de GS-toelichtingen op hoofdstuk 73 betreft. Voorts vraagt de verwijzende rechter zich af of de oorsprongsregel voor holle profielen aldus kan worden uitgelegd dat hij betrekking heeft op het primaire materiaal dat in casu aan de orde is. Volgens de verwijzende rechter moet een uitlegging van de oorsprongsregel voor holle profielen berusten op de bekende eigenschappen van het materiaal. De verwijzende rechter acht het in dit verband van doorslaggevend belang dat het primaire materiaal niet aan testen is onderworpen om na te gaan of het voldoet aan een industriële norm voor warmgevormde naadloze buizen. Indien de eerste prejudiciële vraag ontkennend moet worden beantwoord of niet hoeft te worden beantwoord, is het voor de beslechting van het geding van belang of de oorsprongsregel voor holle profielen geldig is. Indien de oorsprongsregel voor holle profielen, om welke reden ook, ongeldig is, rijst ten slotte de vraag of de verkrijging van de oorsprong in dat geval alleen wordt beheerst door de resterende oorsprongsregel „VP” van GS-onderverdeling 7304 41 van bijlage 22-01 bij GV-DWU of de residuele regel voor GS-hoofdstuk 73 van bijlage 22-01 bij die verordening, dan wel of ook artikel 60, lid 2, DWU kan worden toegepast.

Prejudiciële vragen:

1. Omvat het begrip „holle profielen” in de oorsprongsregel voor GS-onderverdeling 7304 41 van bijlage 22-01 bij GV-DWU – die de verkrijging van de oorsprong afhankelijk stelt van de „verandering vanuit holle profielen bedoeld bij onderverdeling 7304 49” (oorsprongsregel voor holle profielen) – warmgevormd primair materiaal van GS-onderverdeling 7304 49, dat recht is en overal dezelfde wanddikte heeft, dat niet voldoet aan de eisen van een technische norm voor warmgevormde naadloze buizen van roestvrij staal en dat koud wordt verwerkt om buizen met een andere diameter en wanddikte te vervaardigen?

2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord of niet hoeft te worden beantwoord: Is de oorsprongsregel voor holle profielen in strijd met artikel 60, lid 2, en artikel 284 DWU en met artikel 290 VWEU omdat

a) hij niet is gemotiveerd,

b) te vaag is, of

c) bewerkingshandelingen die volgens artikel 60, lid 2, DWU oorsprongbepalend zouden zijn, uitsluit van de vaststelling van de oorsprong [?]

3. Indien de tweede prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord: Wordt de verkrijging van de oorsprong van goederen bedoeld bij GS-onderverdeling 7304 41 in het hoofdgeding vastgesteld met toepassing van oorsprongsregel „VP” voor GS-onderverdeling 7304 41 van bijlage 22-01 bij GV-DWU, de residuele regel voor GS-hoofdstuk 73 van bijlage 22-01 bij GV-DWU of artikel 60, lid 2, DWU?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Renesola UK (C-209/20), Heko Industrieerzeugnisse (C-260/08)

Specifiek beleidsterrein: FIN, FIN-fiscaal