C-213/03, Étang de berre, arrest van 15 juli 2004

Contentverzamelaar

C-213/03, Étang de berre, arrest van 15 juli 2004

Datum arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van het Hof van 15 juli 2004, zaak C-213/03, Prejudiciële beslissing in het geschil tussen Syndicat professionel coordination des pêcheurs de l'étang de Berre et de la région tegen Electricité de France

Betrokken departementen
V&W, VROM en BZ

Sleutelwoorden
Protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging van het land - rechtstreekse werking van verdragsbepalingen

Beleidsrelevantie
Dit arrest gaat over de rechtstreekse toepasselijkheid van een bepaling van een door de Europese Gemeenschap met derde landen gesloten overeenkomst. In dit arrest bevestigt het Hof zijn vaste rechtspraak dat een dergelijke bepaling rechtstreeks toepasselijk is, als de tekst, gelet op de bewoordingen, het doel en de aard van de overeenkomst, op zichzelf voldoende duidelijk is. Het is de eerste keer dat het Hof in een milieuzaak een dergelijke uitspraak doet.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
In deze zaak gaat het om verontreiniging door Électricité de France (EDF) van het Étang de Berre, een in Frankrijk gelegen zoutwatermoeras dat in rechtstreekse verbinding staat met de Middellandse Zee . Een regionale visserijbelangenorganisatie, hierna de Coordination des pêcheurs, heeft beroep ingesteld bij de Franse rechter tegen EDF. Zij stelt dat de plaatselijke waterkrachtcentrale van EDF het aquatisch milieu aantast doordat telkens wanneer de turbines van de centrale in werking worden gesteld, er toevoer is van zoet water uit de rivier de Durance naar het zoutwatermoeras. Voor deze lozing heeft EDF geen vergunning zoals voorgeschreven in het Protocol van Athene van 1980 bij het in 1976 te Barcelona gesloten verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging.

EDF beweert dat het Protocol verplichtingen behelst voor de Franse Staat en dat zolang deze geen toepasselijke technische criteria en een procedure heeft vastgesteld het afgeven van vergunningen, op grond van het Protocol een lozingsvergunning niet rechtsgelding en zinvol kan worden aangevraagd. In hoger beroep bevestigt het Cour d'appel deze visie. Omdat deze zaak de uitleg van het Protocol betreft en met name de vraag of de Coordination des pêcheurs zich mag beroepen op het ontbreken van een lozingsvergunning zoals verplicht gesteld door het Protocol, heeft de Franse cassatierechter het Hof prejudiciële vragen gesteld over de al dan niet rechtstreekse werking van het Protocol.

De betreffende bepaling van het protocol (artikel 6 lid 3) luidt: "Voor alle lozingen is een door de bevoegde nationale overheden afgegeven vergunning vereist, waarbij rekening wordt gehouden met de bepalingen van Bijlage III [...]". Bijlage III bepaalt welke factoren in aanmerking moeten worden genomen met het oog op de afgifte van een vergunning voor de lozing van afvalstoffen. Zo moeten de lidstaten rekening houden met o.a. de "kenmerken en samenstelling van de afvalstoffen", de "kenmerken van afvalbestanddelen met betrekking tot hun schadelijkheid".

Onder verwijzing naar eerdere 'vaste' rechtspraak oordeelt het Hof dat de onderhavige bepalingen van het Protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging vanaf het land rechtstreekse werking hebben. De bewoordingen en het doel van de bepalingen geven immers een duidelijke en nauwkeurig omschreven verplichting die zonder verdere uitwerking uitgevoerd kan worden. De verplichting die in deze zaak centraal staat, is het beschikken over een lozingsvergunning. Die verplichting is voldoende duidelijk, ondanks het feit dat de autoriteiten bij de afgifte ervan een beoordelingsruimte hebben.Iedere belanghebbende heeft dus het recht zich op deze bepalingen te beroepen voor een nationale rechter. Het Hof bepaalt verder dat de bepalingen van het Protocol zo moeten worden uitgelegd dat het verboden is om zonder vergunning van de bevoegde autoriteiten in een zoutwatermoeras dat in verbinding staat met de Middellandse Zee stoffen te lozen die een ongunstig effect hebben op het zuurstofgehalte van het mariene milieu. Rechtstreekse werking van deze bepalingen dient het doel van het protocol en beantwoordt aan de aard van het instrument dat vooral bestemd is om verontreiniging als gevolg van het tekortschieten van de overheidsinstanties te voorkomen.

De Coordination des pêcheurs kan derhalve voor de nationale rechter een beroep doen op het Protocol en EDF mag zonder lozingsvergunning geen zoet water lozen in het zoutwatermoeras, al heeft de Franse regering nog geen toepasselijke technische criteria bepaald voor de verlening van dergelijke vergunningen.

Op 7 oktober 2004 heeft het Hof arrest gewezen in zaak C-239/03, Commissie tegen Frankrijk. In deze zaak gaat het om dezelfde feiten. Echter het is in dit geval de Commissie die Frankrijk verwijt zich niet aan het Verdrag van Barcelona te houden in plaats van een particuliere partij die zich rechtstreeks beroept op het verdrag. Het Hof geeft een hele uitgebreide analyse van de feiten, maar wat het arrest met name opmerkelijk maakt is dat in deze zaak de Franse regering betoogt dat het Hof niet bevoegd is zich over deze zaak uit te spreken, omdat het Verdrag van Barcelona geen communautaire verplichtingen behelst. Het Hof geeft daarop aan dat, de verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst die door de gemeenschapsinstellingen is gesloten in aanmerking nemende, de lidstaten ten opzichte van de communautaire rechtsorde de verantwoordelijkheid hebben om de overeenkomst ook goed ten uitvoer te leggen. In deze zaak is Frankrijk door het Hof veroordeeld.

Korte analyse
In eerdere rechtspraak heeft het Hof al bepaald dat een bepaling van een door de Gemeenschap met derde landen gesloten overeenkomst rechtstreeks toepasselijk is, wanneer zij, gelet op haar bewoordingen en op het doel en de aard van de overeenkomst, een duidelijke en nauwkeurig omschreven verplichting behelst voor welker uitvoering en werking geen verdere handeling vereist is. Tot nu toe zagen uitspraken van het Hof over de rechtstreekse werking van verdragsbepalingen vooral op WTO-terreinen. In de onderhavige uitspraak wordt dit voor de eerste maal ook in een breder verband (milieuzaak) van toepassing verklaard.

Verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst die door de gemeenschapsinstellingen is gesloten in aanmerking nemende, hebben de lidstaten ten opzichte van de communautaire rechtsorde de verantwoordelijkheid om die overeenkomst ook goed ten uitvoer te leggen.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving , rechtspraak of rechtsprakrijk op nationaal of Europees niveau

Dit arrest maakt duidelijk dat er voor gewaakt moet worden bepalingen van verdragen waarbij de EG partij is te zien als tot overheden gerichte bepalingen die moeten worden omgezet in nationale regelgeving alvorens burgers er een beroep op kunnen doen. In onderhavig geval wordt zo zelfs een electriciteitscentrale na drie decennia van exploitatie stilgelegd.

Bij het aangaan van internationale verplichtingen door de gemeenschap ook bijvoorbeeld op gebied van milieu en natuurbescherming (en de formulering daarvan) is waakzaamheid geboden voor de lidstaten: departementen moeten er op bedacht zijn dat burgers zich rechtstreeks kunnen beroepen op de bepalingen van een dergelijk verdrag.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en de bijbehorende arresten ter kennisneming toe aan de minister van VROM, V&W en BZ.