C-213/21 en C-214/21 Italy Emergenza e.a.

Contentverzamelaar

C-213/21 en C-214/21 Italy Emergenza e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     4 juni 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     21 juli 2021

Trefwoorden : overheidsopdrachten; medisch nood- en spoedvervoer;

Onderwerp :

Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG;

Feiten:

De zaken C-213/21 en C-214/21 zijn gevoegd en worden hierna gezamenlijk beschreven. In beide zaken heeft de sociale coöperatie zonder winstoogmerk, Italy Emergenza, beroepen ingesteld tegen de aankondigingen van overheidsopdrachten. De overheidsopdrachten zouden onrechtmatige clausules bevatten waardoor zij niet deel kan nemen aan de aanbesteding. In het bijzonder voert Italy Emergenza aan dat de toegepaste regeling van de artikelen 56 en 57 van wetsbesluit 117/2017 in strijd is met overweging 28 en artikel 10h) van richtlijn 2014/24, op grond waarvan sociale coöperaties met het oog op de rechtstreekse gunning van de nood- en spoeddiensten volledig zouden zijn gelijkgesteld met vrijwilligersverenigingen, aangezien beide non-profitorganisaties zijn. De bestuursrechter in eerste aanleg heeft geoordeeld dat sociale coöperaties terecht zijn uitgesloten van de mogelijkheid tot gunning bij overeenkomst, aangezien zij een zakelijk doel nastreven, ook al wordt dat gekenmerkt door onderlinge bijstand, hetgeen rechtvaardigt dat artikel 57 van wetsbesluit 117/2017 een andere behandeling voorbehoudt aan vrijwilligersverenigingen (de enige entiteiten van de derde sector die het recht hebben om aan de procedure deel te nemen). Ter onderbouwing daarvan heeft de TAR in casu verwezen naar artikel 5 van de statuten van Italy Emergenza, waarin is bepaald dat dividenden kunnen worden uitgekeerd met een spread van maximaal 2,5% ten opzichte van de rentevoet van depositocertificaten van de postbank. In beide zaken is Italy Emergenza in hoger beroep gekomen bij de verwijzende rechter.

Overweging:

Het onderscheid tussen de twee soorten organisaties is deels vervaagd, onder andere omdat - net als vrijwilligersorganisaties werknemers in dienst kunnen nemen, voor zover dat noodzakelijk is voor het functioneren daarvan - sociale coöperaties onder hun leden vrijwilligers kunnen hebben die gratis werken en aan wie alleen de onkosten worden vergoed. De verwijzende rechter legt aan het Hof de vraag voor of sociale coöperaties die hun winsten niet volledig herinvesteren en restorno’s uitkeren, zoals Italy Emergenza dit doet, rechtmatig kunnen worden uitgesloten van de gunning bij overeenkomst van de dienst voor medisch nood- en spoedvervoer.

Prejudiciële vraag: C-213/21

Staat artikel 10, onder h), van richtlijn 2014/24/EU, en daarmee overweging 28 van die richtlijn, in de weg aan een nationale regeling volgens welke diensten van medisch nood- en spoedvervoer met voorrang bij overeenkomst uitsluitend kunnen worden gegund aan vrijwilligersorganisaties – mits zij ten minste zes maanden zijn ingeschreven in het nationale register voor de derde sector, deel uitmaken van een netwerk van verenigingen, en erkend zijn op grond van de regionale wetgeving ter zake (voor zover die bestaat), en mits deze rechtstreekse gunning waarborgt dat de dienst met inachtneming van de beginselen van transparantie en non-discriminatie wordt verstrekt in een stelsel waarin op passende en vanuit economisch oogpunt efficiënte wijze daadwerkelijk wordt bijgedragen aan een sociaal doel en op solidariteit gebaseerde doelstellingen worden nagestreefd – zonder andere non-profitorganisaties, en met name sociale coöperaties, als sociale ondernemingen zonder winstoogmerk, in aanmerking te nemen als potentiële begunstigden?

Prejudiciële vraag: C-214/21

Staat artikel 10, onder h), van richtlijn 2014/24/EU, en daarmee overweging 28 van die richtlijn, in de weg aan een nationale regeling volgens welke diensten van medisch nood- en spoedvervoer met voorrang bij overeenkomst uitsluitend kunnen worden gegund aan vrijwilligersorganisaties – mits zij ten minste zes maanden zijn ingeschreven in het nationale register voor de derde sector, deel uitmaken van een netwerk van verenigingen, en erkend zijn op grond van de regionale wetgeving ter zake (voor zover die bestaat), en mits deze rechtstreekse gunning waarborgt dat de dienst met inachtneming van de beginselen van transparantie en non-discriminatie wordt verstrekt in een stelsel waarin op passende en vanuit economisch oogpunt efficiënte wijze daadwerkelijk wordt bijgedragen aan een sociaal doel en op solidariteit gebaseerde doelstellingen worden nagestreefd – zonder andere non-profitorganisaties, en met name sociale coöperaties, als sociale ondernemingen zonder winstoogmerk, met inbegrip van sociale coöperaties die de verdeling onder de leden van de aan de activiteit van algemeen belang gerelateerde restorno’s verrichten overeenkomstig artikel 3, lid 2-bis, van wetsbesluit nr. 112 van 2017, in aanmerking te nemen als potentiële begunstigden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-465/17; C-367/19; C-213/21;

Specifiek beleidsterrein: EZK; BZK; VWS