C-219/25 PPU Kamekris  

Contentverzamelaar

C-219/25 PPU Kamekris  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     Vrijdag 25 april 2025
Mondelinge behandeling:                       8 mei 2025

Trefwoorden: uitlevering, beginsel van wederzijdse erkenning

Onderwerp: VWEU: art. 67(3) en art. 82(1); Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artt. 19 en 47.
 
De Franse rechter heeft het Hof gevraagd of Frankrijk verplicht is een uitleveringsverzoek van Georgië te weigeren, gezien het feit dat België hetzelfde verzoek al eerder heeft afgewezen. Het gaat om KN, een Grieks staatsburger, die in Georgië bij verstek tot levenslang is veroordeeld voor zware misdrijven. België weigerde zijn uitlevering vanwege risico’s op foltering en rechtsweigering. Frankrijk vraagt zich nu af of zij, op grond van het Unierecht en het beginsel van wederzijdse erkenning, die Belgische beslissing moet volgen.

Prejudiciële vraag: 
Moeten de artikelen 67, lid 3, en 82, lid 1, VWEU, gelezen in samenhang met de artikelen 19 en 47 van het Handvest van de grondrechten, aldus worden uitgelegd dat een lidstaat verplicht is om de uitvoering van een verzoek tot uitlevering van een burger van de Europese Unie aan een derde land te weigeren wanneer een andere lidstaat de uitvoering van datzelfde uitleveringsverzoek eerder heeft geweigerd op de grond dat de uitlevering van de betrokkene inbreuk kan maken op het grondrecht om niet te worden onderworpen aan foltering of aan onmenselijke of vernederende behandelingen zoals neergelegd in artikel 19 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en op het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: 

Specifiek beleidsterrein: JenV