C-22/16 Fondul Proprietatea
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie Termijnen: Motivering departement: 8 maart 2016 Concept schriftelijke opmerkingen: 23 maart 2016 Schriftelijke opmerkingen: 23 april 2016 Trefwoorden: staatssteun; Interne markt voor elektriciteit Onderwerp - VWEU artikel 107 en 108 (staatssteun); - Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG
Verzoekster is minderheidsaandeelhouder in de TUR/ROE vennootschap SC Hidroelectrica SA (verweerster), een NV waarin de ROE staat een meerderheid bezit (80%). Zij eist nietigverklaring van een besluit van de AVVA wegens strijd met de wet op de handelsvennootschappen, met een noodverordening van de ROE staat en met de insolventiewet, alsmede wegens onrechtmatig verleende staatssteun en strijd met RL 2009/72, met name voor wat betreft de ‘ontvlechting’ (scheiding van productie en transmissie). De zaak betreft de aanleg van een onderzeese kabel van ROE naar TUR waarvoor een projectvennootschap is opgericht en aandelen zijn uitgegeven. Verweerster weerlegt alle verwijten. Verzoekster verwijt verweerster dat zij ten onrechte niet ingaat op de in RL 2009/72 vereiste ‘ontvlechting’. Verzoekster wijst op uitspraken van het HvJEU waarin het Hof heeft geoordeeld dat in bedrijven waarin de Staat een meerderheid bezit de ‘middelen’ als ‘staatsmiddelen’ kunnen worden aangemerkt.
De verwijzende ROE rechter (Civiele Rb Boekarest) dient allereerst na te gaan of sprake is van (aangemelde) staatssteun, aan de hand van de daartoe gestelde voorwaarden. Hij constateert aan de hand van de documenten dat de ROE staat helemaal alleen heeft beslist het onderzeese kabelproject te lanceren en de projectvennootschap op te richten. Hij dient na te gaan of de in de vennootschap gestorte bedragen ‘staatsmiddelen’ zijn, of sprake is van bevoordeling van wind- en zonne-energieproducenten (van wie de overtollige productie naar TUR zal worden uitgevoerd) en of dat handelsverkeer gevolgen zal hebben voor bestaande of potentiële handelsstromen. Daarnaast zal hij moeten oordelen over strijd met het beginsel van ontvlechting. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU: 1) Moet artikel 107 VWEU aldus worden uitgelegd dat de deelneming van een Roemeense vennootschap met staatskapitaal in het kapitaal van een gemengde (Roemeens-Turks) vennootschap staatssteun vormt die moet worden aangemeld als bedoeld in artikel 108, lid 3, VWEU? Gaat het om selectieve overheidsfinanciering die het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden? 2) Kan die deelneming van een elektriciteit producerende vennootschap met staatskapitaal, worden geacht in strijd te zijn met het beginsel van ontvlechting van transmissiesystemen en van transmissiesysteembeheerders, zoals neergelegd in artikel 9 van richtlijn 2009/72/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG]? Specifiek beleidsterrein: EZ