C-222/05 en C-223/05, Van der Weerd e.a., arrest van 7 juni 2007

Contentverzamelaar

C-222/05 en C-223/05, Van der Weerd e.a., arrest van 7 juni 2007

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 7 juni 2007, in de gevoegde zaken C-222/05 en C-223/05 in de procedure van Van der Weerd e.a. tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Betrokken departementen
Alle departementen.

Sleutelwoorden
Ambtshalve toetsing aan het Gemeenschapsrecht – Procesautonomie – Gelijkwaardigheids- en doeltreffendheidsbeginsel – 8:69 Awb – College van Beroep voor het Bedrijfsleven

Beleidsrelevantie
In dit arrest maakt het Hof van Justitie duidelijk dat het Gemeenschapsrecht de Nederlandse bestuursrechter niet verplicht tot ambtshalve toetsing aan bepalingen van Gemeenschapsrecht, ongeacht het belang daarvan voor de communautaire rechtsorde, wanneer partijen daadwerkelijk de mogelijkheid hebben gehad zich op die bepalingen te beroepen.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Verzoekers in het hoofdgeding exploiteerden in 2001 veehouderijbedrijven die in de nabije omgeving lagen van bedrijven waar een uitbraak van mond- en klauwzeer was geconstateerd. Deze constatering was gebaseerd op het onderzoek van een laboratorium, dat daar niet toe was aangewezen op grond van de betreffende richtlijn (85/511/EEG). De directeur van de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees baseert een besluit waarin de veehouderijbedrijven worden aangewezen als ‘verdacht’ ook op deze onderzoeksresultaten. Dit betekent dat niet kon worden uitgesloten dat de op deze bedrijven aanwezige dieren besmet zijn geraakt en dat de dieren moesten worden gedood. De eigenaren gaan in bezwaar tegen het besluit van de directeur en vervolgens in beroep tegen de afwijzing. Het laboratorium was niet gemachtigd het onderzoek uit te voeren. Bij het College voor Beroep van het Bedrijfsleven (hierna: CBB) voeren partijen dit echter niet aan. Het CBB stelt vast dat het krachtens het Nederlandse procesrecht (artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) niet bevoegd is om hier op in te gaan. In artikel 8:69 Awb is namelijk bepaald dat de rechtbank niet buiten de grenzen van de voor hem gebrachte rechtsstrijd treedt.

Het CBB vraagt aan het Hof of, in afwijking van het nationale procesrecht, het gemeenschapsrecht verplicht tot ambtshalve toetsing aan de niet aangevoerde communautaire rechtsgrond. Het Hof concludeert dat dit niet het geval is. Overeenkomstig vaste rechtspraak gaat het Hof uit van het beginsel van de procedurele autonomie (als het gemeenschapsrecht niet voorziet in procesregels, dan is dit een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat). Het Hof loopt vervolgens de twee randvoorwaarden na die het in vaste rechtspraak altijd stelt bij dit beginsel: het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel. Het Hof stelt vast dat in casu noch het gelijkwaardigheidsbeginsel noch het doeltreffendheidsbeginsel dwingt tot ambtshalve toetsing. In het kader van de toets aan het doeltreffendheidsbeginsel merkt het Hof op dat artikel 8:69 Awb wordt gerechtvaardigd door het beginsel dat partijen het initiatief voor de procedure hebben en dat de rechter alleen in uitzonderingsgevallen, in het openbaar belang, ambtshalve kan optreden. Dat het CBB in eerste en enige instantie oordeelt, doet daar volgens het Hof niet aan af. Aangezien partijen daadwerkelijk de mogelijkheid hebben gehad om de betreffende communautaire rechtsgrond aan te voeren, verplicht het doeltreffendheidsbeginsel de nationale rechter niet om ambtshalve deze grond te onderzoeken. Daarbij oordeelt het Hof voor het eerst expliciet dat het belang van de betreffende bepaling van gemeenschapsrecht voor de communautaire rechtsorde daarbij niet ter zake is.

Eerste inventarisatie van mogelijke effecten
Geen. Het arrest en het fiche zijn ter informatie en aanvulling op de eerdere jurisprudentie (gevoegde zaken C-430/93 en C-431/93 Van Schijndel en Van Veen).

Voorstel voor behandeling
De ICER stelt voor het arrest en het bijbehorende signaleringsfiche ter kennisneming naar alle ministers te verzenden.