C-23/20
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 10 maart 2020 Schriftelijke opmerkingen: 25 april 2020
Trefwoorden : overheidsopdrachten;
Onderwerp :
- Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten;
- Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG;
- Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie;
Feiten:
Simonsen & Weel (verzoekster) heeft een klacht ingediend over een openbare aanbestedingsprocedure die de regio’s Nordjylland en Syddanmark hebben ingeleid. De opdracht betreft een vierjarige raamovereenkomst met één enkele exploitant voor de aankoop van sondekits voor patiënten die thuiszorg ontvangen en instellingen. Regio Nordjylland heeft vervolgens een overeenkomst gesloten met de begunstigde inschrijver, Nutricia. Verzoekster’s klacht betreft het feit dat de regio’s de waarde, de hoeveelheid of de omvang van de raamovereenkomst niet in de aankondiging van de opdracht hebben vermeld en dat zij ook niet de maximumwaarde hebben vermeld. Hierdoor zou volgens verzoekster de door Regio Nordjylland gesloten raamovereenkomst niet in overeenstemming zijn met de gepubliceerde aankondiging van de opdracht, en is dus niet aan de aanbestedingsverplichting voldaan. De gesloten raamovereenkomst moet daarom onverbindend worden verklaard. De regio’s hebben aangevoerd dat het sluiten van een overeenkomst met Nutricia geen omstandigheid is die aanleiding kan geven tot “onverbindendheid”, aangezien het niet invullen van de niet-verplichte velden “Geraamde totale waarde” en “Geraamde waarde” in de aankondiging van de opdracht niet kan worden gelijkgesteld met een omstandigheid waarin een overeenkomst wordt gesloten zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht.
Overweging:
Verzoekster’s klacht is gestoeld op het arrest van het Hof in zaak C-216/17. Dat arrest had echter betrekking op een zeer bijzondere situatie en verwees ook naar de bepalingen van de vorige aanbestedingsrichtlijn, richtlijn 2004/18. De verwijzende rechter twijfelt of die uitleggingen ook gelden voor de thans geldende regels. Ook rijst de vraag of een schending van de vereisten voor een aankondiging van de opdracht onder artikel 2 quinquies van richtlijn 92/13 valt, aangezien het sluiten van een overeenkomst op een dergelijke basis moet worden gelijkgesteld met de omstandigheid dat er helemaal geen aankondiging van de opdracht betreffende de aankoop is bekendgemaakt en er dus redenen zijn om de overeenkomst als onverbindend te beschouwen. De verwijzende rechter stelt vast dat de vragen zodanige twijfels doen rijzen dat het heeft besloten de vragen aan het Hof voor te leggen.
Prejudiciële vragen:
1. Moeten de beginselen van gelijke behandeling en transparantie in artikel 18, lid 1, van [richtlijn 2014/24], en het bepaalde in artikel 49 van [richtlijn 2014/24], in samenhang met de punten 7 en 10, onder a), van deel C van bijlage V bij richtlijn 2014/24, aldus worden uitgelegd dat de aankondiging van de opdracht in een geval als het onderhavige, informatie moet bevatten over de geraamde hoeveelheid en/of de geraamde waarde van de leveringen die in het kader van de raamovereenkomst waarop de aanbesteding betrekking moeten worden verricht?
Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, wordt het Hof tevens verzocht te verduidelijken of bovengenoemde bepalingen dan aldus moeten worden uitgelegd dat de informatie moet worden vermeld met betrekking tot de raamovereenkomst (a) in haar geheel en/of (b) met betrekking tot de oorspronkelijke aanbestedende dienst die zijn voornemen te kennen heeft gegeven om een overeenkomst te sluiten op basis van de uitnodiging tot inschrijving (in het onderhavige geval): Region Nordjylland) en/of (c) met betrekking tot de oorspronkelijke aanbestedende dienst die slechts heeft verklaard dat hij aan één optie deelneemt (in het onderhavige geval: Region Syddanmark).
2. Moeten de beginselen van gelijke behandeling en transparantie in artikel 18, lid 1, van [richtlijn 2014/24], en het bepaalde in de artikelen 33 en 49 van [richtlijn 20140/24], in samenhang met de punten 7 en 10, onder a), van deel C van bijlage V bij richtlijn 2014/24, aldus worden uitgelegd dat hetzij in de aankondiging van de opdracht, hetzij in het bestek een maximumhoeveelheid en/of een maximumwaarde moet worden vastgesteld voor de leveringen die in het kader van de raamovereenkomst waarop de aanbesteding betrekking heeft moeten worden verricht, zodat de betrokken raamovereenkomst bij het bereiken van die maximumhoeveelheid en/of - waarde geen effect meer sorteert?
Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, wordt het Hof tevens verzocht te verduidelijken of bovengenoemde bepalingen aldus moeten worden uitgelegd dat het bovengenoemde maximum moet worden aangegeven met betrekking tot de raamovereenkomst (a) in haar geheel en/of (b) met betrekking tot de oorspronkelijke aanbestedende dienst die zijn voornemen te kennen heeft gegeven om een overeenkomst te sluiten op basis van de uitnodiging tot inschrijving (in het onderhavige geval): Region Nordjylland) en/of (c) met betrekking tot de oorspronkelijke aanbestedende dienst die slechts heeft verklaard dat hij aan één optie deelneemt (in het onderhavige geval: Region Syddanmark).
Indien de eerste en/of de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, wordt het Hof voorts verzocht om, voor zover dit relevant is voor de inhoud van die antwoorden, een antwoord op de volgende vraag:
3. Moet artikel 2 quinquies, lid 1, onder a), van [richtlijn 92/13], gelezen in samenhang met de artikelen 33 en 49 van [richtlijn 2014/24], gelezen in samenhang met punten 7 en 10, onder a), van deel C van bijlage V bij richtlijn 2014/24, aldus worden uitgelegd dat de voorwaarde dat „de aanbestedende instantie een opdracht heeft gegund zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie” betrekking heeft op een geval als het onderhavige, waarin de aanbestedende dienst een aankondiging van de opdracht inzake de voorgenomen raamovereenkomst in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft bekendgemaakt, doch
a) waarin de aankondiging van de opdracht niet voldoet aan het vereiste om de geraamde hoeveelheid en/of de geraamde waarde te vermelden van de leveringen die in het kader van de raamovereenkomst waarop de aanbesteding betrekking moeten worden verricht, aangezien een raming daarvan in het bestek is opgenomen, en
b) waarin de aanbestedende dienst niet heeft voldaan aan het vereiste om in de aankondiging van de opdracht of het bestek een maximumhoeveelheid en/of een maximumwaarde vast te stellen voor de leveringen die in het kader van de raamovereenkomst waarop de aankondiging betrekking heeft moeten worden verricht?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-216/17 Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato - Antitrust and Coopservice.
Specifiek beleidsterrein: BZK; EZK