C-239/24 Aurnois
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 28 februari 2025 Schriftelijke opmerkingen: 14 april 2025
Trefwoorden: extraterritoriale bevoegdheid, bescherming slachtoffer
Onderwerp: Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten: artikel 2, lid 1, onder a), i).
Feiten: Verzoekende partijen zijn ‘FD en LP’. Zij hebben bij het federaal parket een klacht ingediend tegen ‘X’. Verzoekende partijen klagen de onderdrukking van hun zus ‘SX’ aan door het Saoedische regime, en stellen dat de leiders van Saoedi-Arabië, door alle oppositie tegen het zittende regime te onderdrukken, zich schuldig maken aan misdaden tegen de mensheid. De federale magistraat heeft de onderzoeksrechter niet verzocht om de klacht van de klagers te onderzoeken, omdat hij stelt dat er niet voldaan is aan de voorwaarden om in België een strafvordering in te stellen voor feiten gepleegd in Saoedi-Arabië tegen een persoon die niet op Belgisch grondgebied verblijft.
Overweging: De verzoekende partijen claimen rechtstreeks slachtoffer te zijn vanwege de psychologische en materiële schade die zij hebben geleden door de verdwijning en foltering van SX. Volgens het Belgisch recht wordt de extraterritoriale rechtsmacht echter niet bepaald door het bredere begrip van ‘slachtoffer’, maar gaat het om de persoon tegen wie de feiten zijn gepleegd. De verwijzende rechter wil verduidelijking over de interpretatie van het slachtofferbegrip van richtlijn 2012/29, en voornamelijk of familieleden daar ook onder kunnen vallen.
Prejudiciële vragen: 1) Moet artikel 2[, lid 1, onder a), i),] van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van kaderbesluit 2001/220/JBZ, aldus worden uitgelegd dat het begrip „slachtoffers” ook de naaste familieleden omvat van een persoon die, in het kader van een ernstige schending van het internationaal humanitair recht, het slachtoffer zou zijn geweest van gedwongen verdwijning of foltering, waardoor die familieleden toegang zouden krijgen tot de in de richtlijn omschreven rechten, rekening houdend met het Internationaal verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijningen en het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering?
2) Moet artikel 2[, lid 1, onder a), i),] van richtlijn 2012/29/EU van 25 oktober 2012 aldus worden uitgelegd dat het begrip „slachtoffers” ook de familieleden omvat die mentale of emotionele schade, dan wel materieel verlies zouden hebben geleden, welke rechtstreeks is veroorzaakt door een ernstige schending van het internationaal humanitair recht die inzonderheid tegen een naaste is gepleegd, waardoor die familieleden toegang zouden krijgen tot de in de richtlijn omschreven rechten?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -
Specifiek beleidsterrein: JenV