C-24/21 PH  

Contentverzamelaar

C-24/21 PH  

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     9 maart 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     23 april 2021

Trefwoorden : landbouw; genetische modificatie;

Onderwerp :

Richtlijn 2002/53/EG van de Raad betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003;

Feiten:

PH werd veroordeeld tot betaling van een geldboete van €5.000,- wegens het telen van genetisch gemodificeerde maïs, wat een overtreding is van artikel 2.1 van regionale wet 5/2011 van de regio Friuli Venezia Giulia (regio FVG). PH heeft in eigen persoon en als eigenaar en wettelijk vertegenwoordiger van de individuele onderneming In Trois beroep ingesteld tegen de beschikking waarbij hij werd veroordeeld. De regio FVG wijst erop dat zij regionale wet 5/2011 heeft aangenomen om erop toe te zien dat het in artikel 26bis van richtlijn 2001/18 en de aanbeveling van 13 juli 2010 vervatte beginsel wordt geëerbiedigd. De regio FVG benadrukt dat artikel 2.1 van regionale wet 5/2011 is ingevoerd bij artikel 2(26)a) van regionale wet 15/2014 naar aanleiding van het arrest van het Hof van 6 september 2012, de beschikking van het Hof van 8 mei 2013 en de EU Pilot-procedure die – na een positieve beoordeling door de EU – werd ingeleid tegen de Italiaanse Staat. In dit verband moet worden opgemerkt dat partijen niet betwisten dat MON 810 in de EU vrij in de handel kan worden gebracht; verzoeker betwist alleen dat die maïs krachtens regionale wet 5/2011 op het gehele grondgebied van de regio FVG niet mag worden geteeld. Volledigheidshalve zij erop gewezen dat bij besluit van de Commissie van 3 maart 2016 is bepaald dat de teelt van ggo-maïs MON 810 op het gehele grondgebied van Italië is verboden.

Overweging:

De vraag rijst of het verbod van artikel 2.1 van regionale wet 5/2011 houdende coexistentiemaatregelen

die neerkomen op een verbod op de teelt van de maïsvariëteit MON 810 op het grondgebied van de regio FVG al dan niet verenigbaar is met de regeling van richtlijn 2001/18, mede in het licht van verordening 1829/2003 en aanbeveling 2010/C 200/01. Daarnaast rijst de vraag of het verbod op de teelt van ggo-maïs van het type MON 810, dat in de EU nog altijd in de handel mag worden gebracht, een maatregel van gelijke werking kan vormen en dus mogelijk in strijd is met de artikelen 34, 35 en 36 VWEU.

Prejudiciële vragen:

1) Is het verbod van artikel 2.1 van regionale wet nr. 5/2011 van de regio Friuli Venezia Giulia houdende co-existentiemaatregelen die neerkomen op een verbod op de teelt van de maïsvariëteit MON 810 op het grondgebied van de regio Friuli Venezia Giulia, verenigbaar of onverenigbaar met de regeling van richtlijn 2001/18, mede in het licht van verordening nr. 1829/2003 en aanbeveling 2010/C 200/01?

2) Kan dit verbod ook een maatregel van gelijke werking vormen en derhalve in strijd zijn met de artikelen 34, 35 en 36 VWEU?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-210/06; C-19/14;, C-104/10; C-8/74;

Specifiek beleidsterrein: LNV