C-242/19 CHEP Equipment Pooling
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 3 juni 2019 Schriftelijke opmerkingen: 20 juli 2019
Trefwoorden : teruggaaf btw; niet-overdracht;
Onderwerp :
- Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw-richtlijn);
- Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de btw aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn;
Feiten:
Verzoekster (hierna: CHEP BE) is een in België gevestigde vennootschap die gespecialiseerd is in verhuurdiensten voor pallets op Europees niveau. De Europese palletvoorraad wordt in elk Europees land onderverhuurd aan de CHEP-bedrijven, waaronder CHEP România, en die bedrijven verhuren de pallets op hun beurt aan de eindklanten in het betreffende land. Om deze activiteit te verrichten koopt CHEP BE in de meeste Europese landen, waaronder Roemenië, nieuwe pallets aan om aan de lokale vraag naar pallets te voldoen. Verzoekster heeft, gelet op de pallets die zij van 01.10.2014 t/m 31.12.2014 van een Roemeense leverancier had gekocht, de Roemeense belastingautoriteiten verzocht om terugbetaling van een bedrag van 185 822,23 RON aan btw. De verwerende partij heeft dit verzoek afgewezen bij besluit van 14.06.2016. In dit besluit wordt vastgesteld dat verzoekster aan CHEP România niet alleen pallets heeft verhuurd die zij van de Roemeense leverancier heeft gekocht, maar ook andere soorten pallets die, gekocht in en afkomstig uit andere EU-lidstaten, naar Roemenië zijn verzonden. Het vervoer of de verzending van goederen van de ene lidstaat naar een andere lidstaat, zonder overdracht of overgang van het recht om als eigenaar over de goederen te beschikken vormt een overbrenging in de lidstaat waar het vervoer is aangevangen, en een met een intracommunautaire verwerving gelijkgestelde handeling in de lidstaat waar het vervoer is geëindigd (in casu Roemenië). Voor dit vervoer moet verzoekster krachtens het Roemeens belastingwetboek voor btw-doeleinden zijn geregistreerd. Het bezwaar tegen dit besluit is afgewezen. Verzoekster heeft beroep ingesteld tot nietigverklaring van beide besluiten en tot teruggaaf van het btw-bedrag.
Overweging:
De verwijzende rechter wenst uitleg over het begrip “niet-overdracht” in de zin van de btw-richtlijn en vraagt zich af of het vervoer in casu hieronder valt. Daarbij merkt de verwijzende rechter op dat de voorwaarde in de uitvoeringsvoorschriften dat de rechtspersoon niet voor btw-doeleinden is geregistreerd, een extra voorwaarde is die niet volgt uit richtlijn 2008/9. Hiermee lijkt zij in strijd met deze richtlijn.
Prejudiciële vragen:
1. Vormt het vervoer van pallets van een lidstaat naar een andere lidstaat om deze vervolgens in laatstgenoemde lidstaat te verhuren aan een belastingplichtige die in Roemenië is gevestigd en er voor btw-doeleinden is geregistreerd, een nietoverbrenging in de zin van artikel 17, lid 2, van richtlijn [2006/112/EG]?
2. Wordt, ongeacht het antwoord op de eerste vraag, een belastingplichtige in de zin van artikel 9, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat is gevestigd, als belastingplichtige in de zin van artikel 2, punt 1, van richtlijn 2008/9/EG beschouwd, ook al is hij in de lidstaat van teruggaaf voor btw-doeleinden geregistreerd of dient hij er zich voor btw-doeleinden te registreren?
3. Vormt de voorwaarde van niet voor btw-doeleinden in de lidstaat van teruggaaf te zijn geregistreerd, gelet op de bepalingen van richtlijn 2008/9/EG, een extra voorwaarde ten opzichte van die waarin is voorzien bij artikel 3 van richtlijn 2008/9/EG, zodat een in een andere lidstaat gevestigde belastingplichtige die niet in de lidstaat van teruggaaf is gevestigd, recht heeft op teruggaaf in een
geval als het onderhavige?
4. Moet artikel 3 van richtlijn 2008/9/EG aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een praktijk van een nationale administratie om de teruggaaf van btw te weigeren op grond dat niet is voldaan aan een voorwaarde die uitsluitend in het nationale recht is neergelegd?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: /
Specifiek beleidsterrein: FIN-fisc;