C-244/25 Cabify Espana

Asset Publisher

C-244/25 Cabify Espana

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     26 juni 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     12 augustus 2025

Trefwoorden: arbitrage, mededinging, voorrang van Unierecht, effectieve rechterlijke bescherming, doeltreffendheid

Onderwerp: Handvest van de grondrechten van de EU: artikel 47 en artikel 51, lid 1. VEU: artikel 19, lid 1 en VWEU: artikel 101.

Aan deze zaak ligt een arbitraal vonnis ten grondslag. De verwijzende rechter stelt het Hof vragen over de mate waarin en de wijze waarop een nationale rechter een arbitraal vonnis mag toetsen aan Unierechtelijke regels van openbare orde (in casu artikel 101 VWEU). De Spaanse rechtspraak schrijft een louter formele toetsing van arbitrale uitspraken voor, maar het is de vraag of deze beperkte toets wel een effectieve voorziening in rechte vormt, zoals vereist door artikel 47 Handvest en artikel 19 VEU en diverse rechtsbeginselen.

Prejudiciële vragen: 
1) Is het verenigbaar met artikel 47, eerste alinea, en artikel 51, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met artikel 19, lid 1, VEU en met de beginselen van voorrang, doeltreffendheid en eenheid van het Unierecht dat de rechterlijke toetsing van de geldigheid van een arbitraal vonnis wegens mogelijke schending van fundamentele regels van openbare orde van de Unie (in casu artikel 101 VWEU) slechts zuiver extern kan zijn, waardoor de bevoegde rechterlijke instantie ingevolge de wet – artikel 8, lid 5, en artikel 41, lid 1, [van de arbitragewet] – de beslissing van de arbiters om geen toepassing aan dwingend Unierecht te geven, niet met volledige rechtsmacht en in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan toetsen? 

2) Is het verenigbaar met artikel 47, eerste alinea, en artikel 51, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met artikel 19, lid 1, VEU en met de beginselen van voorrang, doeltreffendheid en eenheid van het Unierecht dat de rechterlijke toetsing van de geldigheid van een arbitraal vonnis wegens mogelijke schending van fundamentele regels van openbare orde van de Unie (in casu artikel 101 VWEU) slechts zuiver extern kan zijn, waardoor de bevoegde rechterlijke instantie ingevolge de wet – artikel 8, lid 5, en artikel 41, lid 1, [van de arbitragewet] – niet met volledige rechtsmacht kan toetsen of de arbiters in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie een juiste toepassing hebben gegeven aan dwingend Unierecht? 

3) Is het verenigbaar met artikel 47, eerste alinea, en artikel 51, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met artikel 19, lid 1, VEU en met de beginselen van voorrang, doeltreffendheid en eenheid van het Unierecht dat de rechterlijke toetsing van de geldigheid van een arbitraal vonnis wegens mogelijke schending van fundamentele regels van openbare orde van de Unie (in casu artikel 101 VWEU) kan worden beperkt door de in arrest 146/2024 van de Tribunal Constitucional (grondwettelijk hof, Spanje) van 2 december 2024 geformuleerde rechtspraak en criteria?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-399/11 ; C-126/97 Eco Swiss; C-168/05; C-536/13 Gazprom; C-567/14 Genentech; C-284/16 Achmea; C-124/21 P International Skating Union/Commissie; C-67/13 P CB/Commissie; C-228/18 Budapest Bank e.a.

Specifiek beleidsterrein: EZ; JenV; BZ

Gerelateerde documenten