C-249/96, Lisa Grant tegen South-West Trains, arrest van 17 februari 1998

Contentverzamelaar

C-249/96, Lisa Grant tegen South-West Trains, arrest van 17 februari 1998

Datum arrest, zaaknummer, partijen
HvJEG 17 februari 1998, C-249/96 (Lisa Grant tegen South-West Trains)

Sleutelwoorden
Prejudiciƫle verwijzing van het Industrial Tribunal, Southampton Uitlegging van artikel 119 EG-Verdrag en artikel 1 van richtlijn 75/117/EEG van de Raad van 10 februari 1975 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers Aan samenwonende partners van werknemers van spoorwegmaatschappij toegekend recht op reizen tegen verminderd tarief Weigering dit recht toe te kennen aan partners van hetzelfde geslacht Begrip discriminatie op grond van geslacht Discriminatie op grond van seksuele geaardheid Daaronder begrepen

Samenvatting van feiten
Mevrouw Grant is in dienst van South West Trains. De arbeidsovereenkomsten van de werknemers van South West Trains bevatten een clausule volgens welke de werknemers recht hebben op gratis reizen en reizen tegen verlaagd tarief op het spoorwegnet van de onderneming. Deze voordelen worden ook toegekend aan de echtgenoot en de concubant van het andere geslacht van de werknemer, mits er sinds meer dan twee jaar een serieuze relatie bestaat. Grant vroeg die reisfaciliteiten aan voor haar partner van het vrouwelijk geslacht. Die aanvraag werd afgewezen met de mededeling, dat de faciliteiten slechts konden worden toegekend voor de echtgenoot of voor een partner van het andere geslacht. Grant stelde dat de afwijzende beslissing neerkwam op discriminatie op grond van geslacht en derhalve in strijd was met de bepalingen van gemeenschapsrecht op het gebied van de gelijke beloning voor mannen en vrouwen.

Redenering
Het Hof onderzocht of het feit dat de betrokken reisfaciliteiten alleen worden toegekend voor de echtgenoot of de concubant van het andere geslacht, een rechtstreeks op het geslacht van de werknemer gebaseerde discriminatie vormt. Daartoe stelde het vast, dat een mannelijke werknemer die met een man samenleeft, evenmin reisfaciliteiten voor zijn partner ontvangt als een vrouwelijke werknemer die met een vrouw samenleeft. Volgens het Hof is er dan ook geen sprake van rechtstreeks op het geslacht gebaseerde discriminatie, nu de betrokken voorwaarde gelijkelijk geldt voor vrouwelijke en mannelijke werknemers. Vervolgens heeft het Hof onderzocht, of het gemeenschapsrecht gebiedt dat duurzame relaties tussen twee personen van hetzelfde geslacht door de werkgever worden gelijkgesteld met relaties tussen echtgenoten of met buitenechtelijke duurzame relaties tussen personen van verschillend geslacht. Daartoe merkt het Hof op, dat op gemeenschapsniveau tot op heden geen regels zijn vastgesteld waarmee die gelijkstelling tot stand wordt gebracht, terwijl de nationale wetgevingen van de lidstaten op dit punt sterk uiteenlopen.

De Europese Commissie voor de rechten van de mens, zo vervolgt het Hof, gaat ervan uit dat, ondanks de hedendaagse mentaliteitsverandering ten opzichte van homoseksualiteit, duurzame relaties tussen homoseksuelen niet vallen onder het recht op respect van het familie- en gezinsleven, dat bescherming geniet ingevolge het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het Hof concludeerde dan ook, dat bij de huidige stand van het recht binnen de Gemeenschap buitenechtelijke duurzame relaties niet zijn gelijkgesteld met relaties tussen echtgenoten of tussen concubanten van verschillend geslacht. Het kan slechts aan de nationale wetgever staan om in voorkomend geval een op die situatie toepasselijke regelgeving vast te stellen.

Tenslotte is het Hof ingegaan op de vraag, of uit zijn rechtspraak alsook sommige internationale verdragen volgt dat discriminatie op grond van de seksuele geaardheid kan worden gelijkgesteld met discriminatie op grond van geslacht, welke laatste ingevolge het gemeenschapsrecht verboden is. Het Hof is tot de conclusie gekomen, dat het gemeenschapsrecht bij zijn huidige stand niet toepasselijk is op discriminatie op grond van de seksuele geaardheid als die waarover mevrouw Grant klaagt.

Het Hof merkt evenwel op, dat het Verdrag van Amsterdam de Raad de mogelijkheid biedt om, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, maatregelen te treffen om bepaalde vormen van discriminatie, waaronder die op grond van seksuele geaardheid, te bestrijden.

Korte analyse
Zoals altijd in gelijke behandelingszaken rees ook hier de vraag: met wie moet de klager worden vergeleken? Het Hof gebruikt de vergelijking tussen mannelijke werknemers die een partner van gelijk geslacht hebben en vrouwelijke werknemers met een partner van gelijk geslacht. Beiden ontberen het recht op gratis reizen voor hun partner. Daarmee ontviel de grond onder de klacht. Het Hof voelde zich wel verplicht in te gaan op de internationale ontwikkelingen buiten het gemeenschapsrecht, maar heeft hierin geen aanleiding gezien tot een andere slotsom te komen. Kennelijk voelde het zich gesteund door het Verdrag van Amsterdam. Daarin worden maatregelen op dit gebied voorzien, te nemen door de Raad. Als discriminatie op grond van sexuele geaardheid nu reeds voortvloeide uit het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen, was deze nieuwe bepaling overbodig geweest.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Voor de Nederlandse situatie heeft deze uitspraak geen effect. De Algemene wet gelijke behandeling omvat nu reeds een voorziening tegen discriminatie op grond van sexuele geaardheid. In de draagwijdte van de bepaling brengt deze uitspraak geen verandering. Wel kan op gemeenschapsniveau, zodra het Verdrag van Amsterdam in werking zal zijn getreden, gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid om maatregelen te treffen. Deze maatregelen hoeven zich overigens niet te beperken tot de gelijke behandeling bij de arbeid.

Voorstel voor behandeling
De ICER neemt de uitspraak voor kennisgeving aan.