C-255/08 Commissie tegen Nederland en C-205/08 Kårnten, arresten van 15 oktober en 10 december 2009

Contentverzamelaar

C-255/08 Commissie tegen Nederland en C-205/08 Kårnten, arresten van 15 oktober en 10 december 2009

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 15 oktober 2009, in zaak C-255/08, Commissie/Nederland en arrest van het Hof van 10 december 2009, in zaak C-205/08, Kärnten.

Betrokken departementen
VROM, VenW, LNV, OCW, EZ, Defensie

Sleutelwoorden

Niet-nakoming - richtlijn 85/337/EEG (hierna: richtlijn mer)– milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten – vaststelling van drempelwaarden – omvang van project – onvolledige omzetting;
Prejudiciële verwijzing – grensoverschrijdende leiding – totale lengte boven drempelwaarde – leiding grotendeels gelegen op grondgebied aangrenzende lidstaat – lengte binnenlands traject onder drempelwaarde.

Beleidsrelevantie

Uit zaak C-255/08 volgt dat Nederland de richtlijn mer niet goed heeft geïmplementeerd: volgens het Besluit mer hoeft voor projecten onder de drempelwaarden geen milieueffectbeoordeling te worden gemaakt. Daarmee zijn deze projecten in de praktijk per definitie onttrokken aan de verplichting om een milieueffectrapportage uit te voeren, zonder dat is aangetoond dat deze projecten geen aanzienlijk milieueffect konden hebben.

Zaak C-205/08 gaat om grensoverschrijdende projecten. Het Hof concludeert dat een mer moet worden uitgevoerd in die gevallen waarin een deel van het project in de ene lidstaat weliswaar onder de drempel valt, maar het andere deel van het project in een buurland ligt en daardoor de totale drempel van de richtlijn wordt overschreden.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Het Besluit mer bepaalt dat het bevoegd gezag voor projecten die de drempelwaarden uit onderdeel D van de bijlage overschrijden, moet beslissen of een milieueffectrapportage moet worden uitgevoerd. Het Hof oordeelt in zaak C-255/08 dat Nederland, door drempelwaarden vast te stellen die alleen rekening houden met de omvang van het project, de verplichtingen van de richtlijn mer niet is nagekomen. De richtlijn vereist dat ook rekening wordt gehouden met andere in bijlage III vermelde criteria, zoals cumulatie met andere projecten. Volgens het Hof moeten de lidstaten bij het vaststellen van de drempelwaarden de doelstelling van de richtlijn naleven. Voor projecten die een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben dient alleen een vergunning te worden verleend na een voorafgaande beoordeling van de milieueffecten die deze projecten kunnen hebben. De uitleg die Nederland in het Besluit mer geeft, volgens welke de drempelwaarden juridisch gezien een harde, absolute grens vormen, wordt niet aanvaard. Door drempelwaarden zo vast te stellen dat in de praktijk alle projecten van een bepaald type bij voorbaat zijn onttrokken aan de verplichting om een milieueffectrapportage uit te voeren, zonder dat is aangetoond dat deze projecten geen aanzienlijk milieueffect konden hebben, heeft Nederland de grenzen overschreden van de beoordelingsmarge waarover het beschikt.

In zaak C-205/08 gaat het Hof in op de drempelwaarden in grensoverschrijdende gevallen. Bij projecten die zich over het grondgebied van meerdere lidstaten uitstrekken, kan het deel dat in een andere lidstaat moet worden uitgevoerd, niet worden genegeerd. Het bevoegd gezag moet een mer uitvoeren van een in bijlage I bij deze richtlijn genoemd project, zoals de aanleg van bovengrondse hoogspanningsleidingen langer dan 15 km, ook indien het project grensoverschrijdend is en slechts een gedeelte ervan met een lengte van minder dan 15 km is gelegen op het grondgebied van de betreffende lidstaat.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Het Besluit mer wordt als gevolg van het arrest in zaak C-255/08 aangepast. Tot die tijd moet bij de voorbereiding en motivering van besluiten ten aanzien van activiteiten die een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben en op de D-lijst van het Besluit mer onder de drempel vallen, rekening worden gehouden met dit arrest. Op grond van het beginsel van voorrang van het Europese recht en de gemeenschapstrouw moet immers al het mogelijke worden gedaan om het nuttig effect van de richtlijn te verwezenlijken.
Bij bovengenoemde aanpassing van het besluit mer wordt n.a.v. zaak C-205/08 onderzocht of een uitdrukkelijke bepaling moet worden opgenomen voor grensoverschrijdende projecten. De Wet Milieubeheer kent een paragraaf m.b.t. de mer in grensoverschrijdende gevallen (artt. 7.38a-7.38g). Hoewel niet met zoveel woorden bepaald, vloeit de uitleg van het Hof over het beoordelen van drempels logischerwijs uit de regeling voort. Bovendien bepaalt de toelichting dat op grond van de Wet milieubeheer gehandeld dient te worden ‘als ware er geen grens’.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en het arrest ter kennisneming aan de betrokken ministers. Een vervolgfiche is niet nodig.