C-257/16 Roch et Roch

Contentverzamelaar

C-257/16 Roch et Roch

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   28 juni 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       14 juli 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   14 augustus 2016
Trefwoorden: luchtvaart; compensatie luchtreizigers

Onderwerp
Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) 295/91.

Verzoekers hebben wegens vluchtvertraging bij verweerster German Wings ieder een compensatievordering van € 250 ingediend, en verzoeker daarnaast een schadeclaim van € 257,80. Zij hebben een vlucht geboekt van Cagliari/Sicilië (etd 08.30 uur) naar Stuttgart/DUI (eta 10.30). De afstand bedraagt 1049 km. Vertrek vindt echter pas om 18.00 uur plaats doordat het vliegtuig dat voor de vlucht was gepland tijdens de voorafgaande vlucht in een zwerm vogels terechtkwam. Er is vervolgens een ander vliegtuig uit verweersters vloot ingezet om de passagiers op te halen. De opgelopen vertraging is bij aankomst 9,5 uur.

Voor de verwijzende DUI rechter (Amtsgericht Köln) is door verweerster overtuigend bewezen dat het geplande vliegtuig niet meer kon worden ingezet, alsmede dat verweerster naar redelijkheid geen andere maatregelen had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. Of de compensatievordering van verzoekers slaagt hangt af van de vraag of de vogelaanvaring een ‘buitengewone omstandigheid’ is in de zin van Vo. 261/2004 en of verweerster zich daarop kan beroepen. Volgens rechtspraak van het HvJEU valt een technisch probleem dat vluchtannulering tot gevolg heeft niet altijd onder het begrip ‘buitengewone omstandigheden’. Volgens rechtspraak van het Bundesgerichtshof is een botsing met vogels een van buiten komende gebeurtenis waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Deze rechtspraak is niet onomstreden omdat vogelaanvaring een voorval is dat deel uitmaakt van normale uitoefening van luchtvaartactiviteiten. Voor de verwijzende rechter geeft de Vo. en rechtspraak geen zekerheid dat hier sprake is van een buitengewone omstandigheid. Daarnaast gaat het in deze zaak om vertraging die is veroorzaakt door uitval van een voorafgaande vlucht.. Het Bundesgerichtshof acht het niet van belang of het gaat om de vlucht zelf of om de voorafgaande vlucht van het toestel dat de geplande vlucht moet uitvoeren. Maar ook hierover is in de DUI rechtspraak geen eenduidig oordeel. Hij legt dan ook de volgende vragen aan het HvJEU voor:
1. Is een door een vogelaanvaring, dat wil zeggen een door de botsing in de lucht tussen het vliegtuig en vogels veroorzaakte technische storing aan het vliegtuig, een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 3, van de verordening?
2. Moet artikel 5, lid 3, van de verordening aldus worden uitgelegd dat de uitvoerende luchtvaartmaatschappij zich tevens kan beroepen op buitengewone omstandigheden, die niet zijn opgetreden tijdens de vlucht die door de luchtreiziger is geboekt, maar op een direct daaraan voorafgaande vlucht met het vliegtuig dat in het kader van een rotatievlucht voor de geboekte vlucht was gepland?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-549/07 Wallentin
Specifiek beleidsterrein: IenM en EZ