C-259/25 - C-262/25 Juminek e.a.  

Contentverzamelaar

C-259/25 - C-262/25 Juminek e.a.  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     25 juni 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     11 augustus 2025

Trefwoorden: kredietovereenkomsten, wisselkoersbeding, oneerlijke bedingen, nietigheid, doeltreffendheid, evenredigheid, rechtszekerheid

Onderwerp: Handvest: artikelen 38 en 47; Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten: artikelen 6(1) en 7(1).

De gevoegde zaken C-259/25 t/m C-262/25 gaan over de uitleg van artikel 6 en 7 van richtlijn 93/13, artikel 47 van het Handvest en de beginselen van doeltreffendheid, evenredigheid, rechtszekerheid en toegang tot de rechter. Centraal staat de vraag of de driejarige verjaringstermijn voor terugvordering van CHF-gekoppelde hypothecaire kredieten aanvangt bij de formele betwisting van de oneerlijke wisselkoersbedingen door de consument, of zoals de rechter in eerste aanleg stelt, bij uitbetaling van de hoofdsom.

Prejudiciële vragen (voor alle zaken identiek): 
Moeten artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten alsmede artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de beginselen van doeltreffendheid, gelijkwaardigheid, evenredigheid, rechtszekerheid en van toegang tot de rechter aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een in de rechtspraak ontwikkelde uitlegging van een nationale wettelijke regeling op grond waarvan de verjaringstermijn van de vordering van een verkoper op een consument tot terugbetaling van prestaties die onverschuldigd zijn verricht uit hoofde van een overeenkomst die wegens de daarin opgenomen oneerlijke contractuele bedingen nietig is geworden, ingaat op de datum waarop de consument heeft betwist dat hij jegens de bank gebonden is aan de bedingen van die overeenkomst?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: o.a.: C-26/13; C-756/22 Bank Millennium; C-488/23 ; C-140/22 mBank (Verklaring van de consument); C-28/22 Getin Noble Bank; C-698/18 en C-699/18 SC Raiffeisen Bank en BRD Groupe Société Générale; C-224/19 en C-259/19 Caixabank en Banco Bilbao Vizcaya Argentaria; C-80/21-C-82/21 D.B.P. e.a. (Hypothecair krediet in vreemde valuta); C-561/21 Banco Santander (Aanvang van de verjaringstermijn); C-139/22 mBank (Pools register van oneerlijk bevonden bedingen); C-484/21 Caixabank.

Specifiek beleidsterrein: EZ