C-262/02 en C-429/02, Bacardi, arrest van 13 juli 2004

Contentverzamelaar

C-262/02 en C-429/02, Bacardi, arrest van 13 juli 2004

Datum arrest, zaaknummer, partijen
HvJEG 13 juli 2004, zaak C-262/02, Commissie tegen Frankrijk (alcoholreclame) en HvJEG 13 juli 2004, zaak C-429/02, Bacardi France

Betrokken departementen
VWS, OCW, EZ

Sleutelwoorden
Verbod alcoholreclame op televisie tijdens sportwedstrijden - belemmering vrij verkeer van diensten - volksgezondheid - richtlijn "Televisie zonder grenzen".

Beleidsrelevantie
Het Hof bevestigt in deze twee uitspraken dat lidstaten een relatief grote vrijheid hebben om door middel van regels over alcoholreclame een eigen volksgezondheidsbeleid ter voorkoming van alcoholmisbruik te voeren. Reclame-uitingen tijdens televisie-uitzendingen zijn geen reclame in de zin van de richtlijn "Televisie zonder grenzen".

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Het Hof heeft uitspraak gedaan in twee zaken over Franse regelgeving die (indirecte) alcoholreclame op televisie verbiedt:

  1. Zaak C-262/02 is een inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Frankrijk. De Commissie stelt dat het Franse verbod op indirecte alcoholreclame tijdens het uitzenden van binationale buitenlandse sportwedstrijden in Frankrijk een ongerechtvaardigde belemmering vormt op het vrij verkeer van dienstverlening.
  2. Zaak C-429/02 is een prejudiciële vraag van de Franse rechter aan het Hof naar aanleiding van een geschil tussen Bacardi Frankrijk (hierna: Bacardi) en de Franse TF1 e.a. (hierna: TF1). Bacardi heeft TF1 gedagvaard omdat TF1 druk uitoefent op buitenlandse voetbalclubs om geen contract aan te gaan met bedrijven die tijdens sportwedstrijden reclame voor alcohol willen maken. Franse regelgeving verbiedt namelijk dat Franse televisiezenders binationale sportwedstrijden met alcoholreclame in Frankrijk uitzenden. Hierdoor heeft een aantal voetbalclubs geweigerd een contract aan te gaan met Bacardi. De Franse rechter heeft het Hof gevraagd in hoeverre de Franse regelgeving in strijd is met:
    - de vrijheid van dienstverlening zoals opgenomen in het EG-verdrag; en
    - de richtlijn "Televisie zonder grenzen".

De vraag of het Franse alcoholreclameverbod in strijd is met de vrijheid van dienstverlening is in beide zaken hetzelfde en wordt door het Hof eensluidend beantwoord.

Belemmering vrijheid van dienstverlening
Een Franse wet verbiedt rechtstreekse of indirecte televisiereclame voor bijna alle alcoholhoudende dranken. Andere vormen van reclame zijn wel toegestaan. Voor de interpretatie van deze regelgeving is door de Franse overheid en de televisiezenders een gedragscode opgesteld en gepubliceerd.

In deze gedragscode wordt bepaald dat de Franse zenders, die zelf geen vat hebben op de wijze waarop de opnames van sportwedstrijden in het buitenland worden gemaakt, alle beschikbare middelen moeten inzetten om te voorkomen dat handelsmerken van alcoholhoudende dranken op de televisie te zien zijn. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen sportevenementen in het buitenland die specifiek voor het Franse publiek bestemd zijn (hierna: binationale evenementen), en evenementen die in het buitenland plaatsvinden waarvan de beelden in een groot aantal landen worden doorgegeven (hierna: multinationale evenementen). Bij multinationale evenementen kan de Franse zenders niet worden verweten dat zij gedogen dat de reclame op de televisie te zien is. Bij binationale evenementen moeten de Franse zenders wel alle middelen inzetten om te voorkomen dat alcoholreclame te zien is.

Het Hof concludeert dat de Franse regelgeving onder meer het vrij verrichten van reclamediensten en van diensten als het uitzenden en verkopen van de rechten van televisieprogramma's beperkt.

Rechtvaardiging
Nadat het Hof een belemmering van diensten heeft geconstateerd, kijkt het of de belemmering kan worden gerechtvaardigd ter bescherming van de volksgezondheid. Over beperkingen aan indirecte alcoholreclame op televisie bestaan geen communautaire harmonisatiemaatregelen. Daarom zijn lidstaten in beginsel vrij om zelf te bepalen in hoeverre beperkingen nodig zijn ter bescherming van de volksgezondheid. Wel moet daarbij aan het proportionaliteitsbeginsel worden voldaan. Dat wil zeggen dat de regels een geschikt middel voor het te bereiken doel en noodzakelijk moeten zijn.

Het Hof stelt dat het beperken van alcoholreclame op televisie geschikt is om het met de bescherming van de volksgezondheid beoogde doel te verwezenlijken. Deze regeling beperkt immers het aantal situaties waarin borden met reclame voor alcoholhoudende dranken op televisie te zien zijn. Daardoor kan de verspreiding van dergelijke berichten worden beperkt, met als gevolg dat de televisiekijkers minder stimulansen tot het verbruik van alcoholhoudende dranken krijgen.

Het Hof stelt ook dat de Franse regelgeving niet verder gaat dan noodzakelijk is. Het Hof erkent weliswaar dat er moderne technieken bestaan om de reclameborden langs de kant van sportwedstrijden zwart te maken, maar vindt dat er, gelet op de thans beschikbare technische middelen en de buitensporige kostprijs ervan, geen minder verstrekkende maatregel bestaat om indirecte televisiereclame voor alcoholhoudende dranken die ontstaat doordat bij de doorgifte van sportevenementen reclameborden zichtbaar zijn, uit te sluiten of aan het oog te ontrekken. Ook het plaatsen van waarschuwingen over de schadelijkheid van drank tijdens de uitzending vindt het Hof een onuitvoerbare maatregel. Het is immers bijna niet mogelijk om wanneer de reclameborden in beeld komen daarbij een waarschuwing te plaatsen. De reclameborden zijn telkens maar een korte tijd en vaak onverwacht in beeld. Het Hof weegt bij de proportionaliteitstoets bovendien mee dat de regeling zich beperkt tot de binationale sportevenementen en tot in Frankrijk verhandelde alcoholhoudende dranken. Hierdoor is de regelgeving minder belemmerend voor het vrij verrichten van diensten.

De richtlijn "Televisie zonder grenzen"
Hof stelt in de zaak C-429/02 (ro. 26-28) dat de richtlijn 89/552 "Televisie zonder grenzen" niet van toepassing is, omdat de indirecte reclame via reclameborden langs een sportveld geen reclame is in de zin van de richtlijn. Deze indirecte alcoholreclame vormt immers geen individualiseerbare televisieboodschap. Dergelijke indirecte televisiereclame kan dus niet worden gezien als televisiereclame als bedoeld in de artikelen 1 b, 10 en 11 van de richtlijn.

Korte analyse
De rechtvaardigings- en proportionaliteitstoetsen die het Hof in deze arresten toepast, zijn niet nieuw. Het Hof bevestigt dat maatregelen, die de mogelijkheden van reclame voor alcoholhoudende dranken beperken om alcoholisme te bestrijden, in overeenstemming zijn met het streven de volksgezondheid te beschermen. Het Hof doet daarbij geen uitspraak of Frankrijk al dan niet een coherent beleid voert t.a.v. alcoholreclame die wel in de pers en op de radio alcoholreclame gemaakt mag worden, maar niet op televisie. Het Hof stelt dat de lidstaten zelf kunnen bepalen in welke mate zij de volksgezondheid willen beschermen en hoe ze dat doel willen bereiken, mits zij daarbij binnen de door het Verdrag aangegeven grenzen blijven. Het Hof brengt daarbij ook eerdere uitspraken in herinnering waaruit blijkt dat het feit dat een lidstaat een minder streng beleid voert dan een andere lidstaat, het niet betekent dat het strengere beleid van de laatste buitenproportioneel is.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Uit het arrest valt af te leiden dat een lidstaat zelfstandig mogelijkheden van indirecte reclame voor alcoholhoudende dranken kan beperken ter bescherming van de volksgezondheid. Het Hof erkent beperking van alcoholreclame als geschikt instrument ter bescherming van de volksgezondheid. Gezien de genuanceerde Franse wetgeving kan echter niet zonder meer worden gesteld dat een algemeen alcoholreclameverbod kan worden gerechtvaardigd.

In de Nederlandse regelgeving (Drank- en Horecawet) kennen we geen algemeen of gedeeltelijk alcoholreclameverbod. In artikel 2 van de Drank- en Horecawet is er wel een mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur in het belang van de volksgezondheid regels te stellen met betrekking tot de inhoud van reclame voor alcoholhoudende drank, de doelgroepen waarop zodanige reclame is gericht, alsmede de tijd en wijze waarop en de plaats waar reclame wordt gemaakt. Hoewel er geen door de overheid opgelegd reclameverbod voor alcohol bestaat, hebben producenten, detailhandel en horeca sinds 2000 ieder een eigen code. De Code bevat regels over reclame en verkoopbevorderende activiteiten. De Code verbiedt onder meer overmatige of anderszins onverantwoorde consumptie uit te beelden of te suggereren en verbiedt voorts reclame voor alcoholhoudende drank te vertonen aan een publiek dat voor méér dan 25 procent bestaat uit personen jonger dan 18 jaar. De Reclame Code Commissie en de brancheorganisaties zien toe op de naleving. Het Nederlandse alcoholreclamebeleid lijkt te passen binnen de grenzen die het Hof in deze arresten stelt.

Voorstel voor behandeling
Het fiche wordt ter kennisneming toegezonden aan de ministers van VWS, OCW en EZ.