C-266/03, Commissie tegen Luxemburg (overeenkomsten binnenvaart), arrest 2 juni 2005

Contentverzamelaar

C-266/03, Commissie tegen Luxemburg (overeenkomsten binnenvaart), arrest 2 juni 2005

Datum arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van het Hof van Justitie van 2 juni 2005 in zaak C-266/03, Commissie tegen Luxemburg en van 14 juli 2005 in zaak C-433/03, Commissie tegen Duitsland (overeenkomsten binnenvaart).

Betrokken departementen
V&W, BZ en JUS

Sleutelwoorden
Onderhandelen over, sluiten, ratificeren en in werking doen treden van bilaterale overeenkomsten door lidstaat - Externe bevoegdheid van de Gemeenschap - Artikel 10 EG (gemeenschapstrouw)

Beleidsrelevantie
In de arresten geeft het Hof van Justitie een nadere invulling van de reikwijdte van de gemeenschaps-trouw van lidstaten. Het beginsel brengt een zelfstandige verplichting mee voor lidstaten om zich te onthouden van acties die een gevaar zouden kunnen opleveren voor de vervulling van de taak van de Gemeenschap en verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag. Het besluit tot machtiging van de Commissie om onderhandelingen te starten in het kader van een multilaterale overeenkomst is in beginsel voldoende om vanaf dat moment de lidstaten hiervan te onthouden.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Bij besluit van 7 december 1992 machtigde de Raad de Commissie om te onderhandelen over een multilaterale binnenvaartovereenkomst tussen de EEG en Polen en de landen die partij waren bij de Donau-overeenkomst (o.a. Hongarije, Tsjecho-Slowakije, Roemenië, Bulgarije).

Na dit machtigingsbesluit sloten Luxemburg en Duitsland bilaterale binnenvaartovereenkomsten met Tsjechië, Slowakije, Roemenië en Polen resp. Roemenië, Polen en Oekraïne. De Commissie verzoekt het Hof om vast te stellen dat Luxemburg en Duitsland in strijd hebben gehandeld met de verplichtingen die voortvloeien uit de exclusieve externe bevoegdheid van de Gemeenschap in samenhang met verordening 3921/91, uit verordening 1356/96 en uit art. 10 EG (gemeenschapstrouw). De grieven met een beroep op beide verordeningen falen, maar het Hof oordeelt verder dat Luxemburg en Duitsland door het sluiten van de bilaterale overeenkomsten in strijd met de gemeenschapstrouw hebben gehandeld. De plicht tot loyale samenwerking die voortvloeit uit artikel 10 EG heeft volgens het Hof een algemene gelding, ongeacht het al dan niet exclusieve karakter van de betrokken communautaire bevoegdheid en het eventuele recht van de lidstaten om verplichtingen ten aanzien van derde landen aan te gaan. De vaststelling van een besluit tot machtiging van de Commissie om namens de Gemeenschap over een multilaterale overeenkomst te onderhandelen geeft het begin aan van een gezamenlijke communautaire internationale actie en verplicht de lidstaten op dat moment om nauw met de gemeenschapsinstellingen samen te werken en de vervulling van de taak van de Gemeenschap te vergemakkelijken. Door het sluiten van de bilaterale overeenkomsten hebben Luxemburg en Duitsland de taak van de Gemeenschap en de vervulling van de doelstellingen van het Verdrag in gevaar gebracht.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Het besluit tot machtiging van de Commissie om onderhandelingen te starten in het kader van een multilaterale overeenkomst, verplicht lidstaten, voor zover zij al niet van optreden dienen af te zien, ten minste om vanaf dat moment nauw met de gemeenschapsinstellingen samen te werken. De arresten verduidelijken niet of dit zelfs al in een eerder stadium geldt, maar enkel dat het machtigingsbesluit de inleiding vormt voor communautaire actie. Ook Nederland heeft op het terrein van de binnenvaart in het verleden bilaterale overeenkomsten gesloten met derde landen, waarvan sommige inmiddels tot de EU zijn toegetreden. Bezien moet worden of en hoe deze overeenkomsten moeten worden aangepast c.q. opgezegd om te voorkomen dat ze strijd in zijn met EG-recht. V&W is reeds begonnen om met de laatste toetreders te onderhandelen over de wijze van aanpassing van de diverse verdragen.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit signaleringsfiche ter informatie aan alle ministers. De ICER verzoekt de ministers van Verkeer en Waterstaat en Justitie om te bezien of de bilaterale verdragen die Nederland op dit gebied heeft, dienen te worden opgezegd dan wel te worden aangepast of omgezet, teneinde mogelijke strijdigheid met EG-recht te voorkomen dan wel te herstellen. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.