C-272/13 Equoland
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 11 juli 2013 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 27 juli 2013 Schriftelijke opmerkingen: 27 augustus 2013 Trefwoorden: btw (belastingentrepots)
Onderwerp: - Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (Pb L 145, blz 1) (Zesde BTW-RL); - Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeen-schappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Pb L 347, blz. 1)
Verzoekster maakt in augustus 2009 bezwaar tegen een besluit van de douaneAut van Livorno waarbij haar een boete is opgelegd wegens het niet willen voldoen van belasting op de invoer van goederen met bestemming het belastingentrepot. Zij is van mening dat zij volgens de geldende regels heeft gehandeld en dat de boete dus ten onrechte is opgelegd. Maar de douaneAut houden voet bij stuk: de wijzigingsbeschikking is rechtsgeldig opgelegd: verzoekster heeft niet voldaan aan de voorwaarden voor uitstel van betaling van de intracommunautaire btw, te weten dat de goederen daadwerkelijk langs het belastingentrepot passeren. Verzoekster is van mening dat goederen niet daadwerkelijk het belastingentrepot moeten passeren maar dat het voldoende is als opslag in de documenten wordt vermeld, dit met het oog op de bij invoer volgende ‘verleggingsregeling’. Het beginsel van belastingneutraliteit wordt daarmee dus geëerbiedigd. Het beroep wordt afgewezen omdat de oordelende Commissie het niet eens is met verzoeksters uitleg van het betreffende stelsel en suggereert dat de appelrechter een vraag aan het HvJEU voorlegt.
De verwijzende ITA rechter constateert dat in ITA zeer verschillend over dit probleem wordt gedacht zodat een prejudicieel verzoek aan het HvJEU de enige oplossing lijkt. Hij stelt de volgende vragen: 1) Volstaat het feit dat ingevoerde goederen onder een ander stelsel van entrepots dan dat van douane-entrepots worden geplaatst, namelijk een btw-entrepot, om overeenkomstig artikel 16 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 en de artikelen 154 en 157 van richtlijn 2006/112/EG een vrijstelling van btw bij invoer te verlenen, ook al worden de goederen aldus niet daadwerkelijk doch slechts op papier opgeslagen? 2) Staan de Zesde richtlijn (77/388/EEG) en richtlijn 2006/112/EG in de weg aan de praktijk waarbij een lidstaat de btw bij invoer invordert, ofschoon die – bij vergissing of ten gevolge van onregelmatigheden – reeds in het kader van de verleggingsregeling is voldaan, door middel van uitreiking van een op eigen naam gestelde factuur en gelijktijdige boeking in het register van verkopen en aankopen? 3) Schendt de lidstaat het beginsel van btw-neutraliteit door betaling te eisen van btw die reeds in het kader van de verleggingsregeling is voldaan, door middel van uitreiking van een op eigen naam gestelde factuur en gelijktijdige boeking in het register van verkopen en aankopen?
Specifiek beleidsterrein: FIN