C-274/96, Bickel en Franz, arrest van 24 november 1998

Contentverzamelaar

C-274/96, Bickel en Franz, arrest van 24 november 1998

Datum arrest, zaaknummer, partijen
HvJEG 24 november 1998, zaak C-274/96, Strafzaak tegen H. O. Bickel en U. Franz

Betrokken departementen
Alle

Sleutelwoorden
Vrij verkeer van personen - Gelijke behandeling - Regeling van taalgebruik in strafzaken

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Bickel, Oostenrijks onderdaan, en Franz, Duits onderdaan, moeten voor de Pretore di Bolzano terecht staan voor rijden onder invloed respectievelijk verboden wapenbezit. Omdat zij de Italiaanse taal niet machtig zijn, verzoeken zij het proces in de Duitse taal te voeren. De Duitstalige burgers van de regio Trentino hebben krachtens presidentieel decreet het recht zich in hun betrekkingen met de in die provincie gevestigde of regionaal bevoegde gerechtelijke instanties en overheidsdiensten van hun eigen taal te bedienen. Omgekeerd moeten de diensten en de gerechtelijke instanties zich in hun betrekkingen met de burgers van de provincie Bolzano en in de handelingen die deze raken, bedienen van de taal van de verzoeker.

De verwijzende rechter vroeg het Hof of het door een nationale wettelijke regeling toegekende recht te verzoeken om behandeling van een strafzaak in een andere taal dan de hoofdtaal van de betrokken staat, binnen de werkingssfeer van het Verdrag valt en derhalve in overeenstemming moet zijn met artikel 6 daarvan. Zo ja, dan wenst de nationale rechter voorts te vernemen, of artikel 6 van het Verdrag in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling als die waarom het hier gaat, die burgers die een bepaalde andere taal dan de hoofdtaal van de betrokken lidstaat spreken en op het grondgebied van een bepaalde gemeenschap wonen, het recht toekent te verzoeken om behandeling van de strafzaak in hun taal, wanneer dit recht wordt onthouden aan onderdanen van andere lidstaten die dezelfde taal spreken en op dat grondgebied reizen en verblijven.

Het Hof beantwoordt beide vragen bevestigend, vanuit de overweging dat het kunnen gebruiken van de eigen taal de uitoefening vergemakkelijkt van de vrijheid om te reizen en te verblijven in een andere lidstaat en daar diensten te ontvangen. Omdat Bickel en Franz kunnen worden aangemerkt als (potentiële) dienstenontvangers in de zin van artikel 59 EG-Verdrag, en zij gebruik maken van hun recht in een andere lidstaat te reizen en te verblijven in de zin van artikel 8A EG-Verdrag, hebben zij krachtens artikel 6 van het Verdrag er in beginsel recht op, wat het gebruik van de aldaar gebezigde talen betreft, niet anders te worden behandeld dan de onderdanen van die staat.

Het strafrecht en het strafprocesrecht behoren weliswaar in het algemeen tot de bevoegdheid van de lidstaten, maar de betreffende bepalingen mogen niet leiden tot discriminatie van personen aan wie het gemeenschapsrecht het recht op gelijke behandeling toekent, noch de door het gemeenschapsrecht gewaarborgde fundamentele vrijheden beperken.Voor zover een nationale wettelijke regeling inzake de voor de strafrechtelijke instanties van een lidstaat te gebruiken procestaal van invloed kan zijn op het recht op gelijke behandeling van de onderdanen van de lidstaten die gebruik maken van hun recht in die staat te reizen en te verblijven, moet zij derhalve in overeenstemming zijn met artikel 6 van het Verdrag.

De omstandigheid dat Duitstalige onderdanen van andere lidstaten die in de provincie Bolzano woonachtig zijn ook gebruik kunnen maken van het recht om de Duitse taal te gebruiken, ontneemt aan de regeling niet het discriminatoire karakter, omdat de meeste Duitstalige onderdanen van andere lidstaten niet aan het wooncriterium voldoen. Die wonen immers in andere lidstaten.

De voorwaarde dat het recht is voorbehouden aan personen die woonachtig zijn in de betreffende regio kan ook niet worden gerechtvaardigd, volgens het Hof.

Het argument van de Italiaanse regering dat de regeling tot doel heeft de ethnisch-culturele identiteit van de beschermde Duitstalige minderheid te erkennen, wordt van de hand gewezen, omdat de uitbreiding van dit recht tot Unie-burgers die onderdaan van een andere lidstaat zijn, immers geen afbreuk doet aan deze doelstelling. De rechterlijke instanties zijn in staat zonder complicaties of extra kosten de processen in het Duits te voeren.

Korte analyse
Het Hof baseert zich in deze zaak rechtstreeks op artikel 6 van het Verdrag om ten aanzien van het taalgebruik in de betrekkingen met de overheid en de rechterlijke instanties de gelijke behandeling naar nationaliteit te waarborgen van personen die gebruik maken van hun recht om in een lidstaat te reizen en te verblijven (artikel 8 A EG-Verdrag) en daar diensten te ontvangen in het kader van hun beroepsuitoefening of als toerist (artikel 59 EG-Verdrag). Weliswaar valt het strafrecht en het strafrecht niet onder het gemeenschapsrecht, maar het kunnen spreken van de eigen taal als procestaal voor de strafrechterlijke instanties kan volgens het Hof de uitoefening van het recht om te reizen en te verblijven vergemakkelijken, en valt daarom onder het discriminatieverbod van artikel 6 EG-verdrag.

Voor migrerende werknemers opende het Hof op grond van artikel 48 EG-Verdrag en artikel 7, tweede lid, van Verordening (EEG) nr. 1612/68 reeds eerder het recht om te vragen dat een aanhangig gemaakte strafzaak in een andere taal wordt gevoerd dan die welke bij het ter kennisnemende gerecht gewoonlijk als procestaal wordt gebruikt (HvJEG 11 juli 1985, zaak 134/84 (Mutsch) Jur. 1985, blz. 2681). Daarvoor gold de achterliggende doelstelling dat de migrerende werknemer in de lidstaat waar hij woont gemakkelijker kan integreren.

Van belang is voorts de wijze waarop het Hof het discriminatie-begrip behandelt. Het voorbehouden van bepaalde rechten aan inwoners van een bepaald gedeelte van het nationale grondgebied kan een discriminatie naar nationaliteit betekenen ten opzichte van inwoners van andere lidstaten, ook als de overige onderdanen van die lidstaat die op een ander gedeelte van dat grondgebied wonen, evenmin gebruik kunnen maken van de betreffende rechten. Een eventuele rechtvaardiging moet gebaseerd zijn op objectieve overwegingen, die losstaan van de nationaliteit en evenredig zijn aan de doelstellingen van het nationale recht. Van belang lijkt in casu dat inwoners van Italiδ buiten Bolzano over het algemeen het Italiaans als moedertaal spreken, zodat het betreffende voorschrift voor hen geen belang had. De maatregel bevatte daarom voorrechten voor een deel van de Italianen; voor alle andere Italianen had deze maatregel een neutraal effect. Er werd in ieder geval geen enkele Italiaan door benadeeld. Uitsluitend onderdanen/inwoners van andere lidstaten werden benadeeld. In wezen kende de discriminatoire maatregel dus geen rechtvaardiging die losstaat van de nationaliteit.

Van belang is voorts dat dit arrest ook betekenis kan hebben voor andere terreinen dan het gebruik van de eigen taal van de streek in de betrekkingen met de lokale overheid en rechterlijke instanties, voorzover die andere terreinen niet al rechtstreeks door het vrije verkeer van werknemers/zelfstandigen/diensten worden bestreken.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Voor zover het gaat om het gebruik van de eigen taal van de streek in betrekkingen met de lokale overheid en rechterlijke instanties zou dit arrest mogelijk effect kunnen hebben op de regeling betreffende het gebruik van de Friese taal. Op het eerste gezicht moet echter worden vastgesteld dat de Friese taal buiten Nederland nergens in de Gemeenschap als officiδle taal wordt gehanteerd, zodat onderdanen/inwoners van andere lidstaten niet worden gediscrimineerd indien zij geen gebruik zouden mogen maken van de Friese taal. Wat betreft andere terreinen dan het gebruik van de eigen taal is het vooralsnog onduidelijk welke onderwerpen in het geding zijn. Het kenmerk dat het moet gaan om een recht dat de uitoefening van het recht om vrij te reizen en te verblijven in Nederland voor onderdanen/inwoners van andere lidstaten zou vergemakkelijken, is diffuus.

Hetzelfde geldt voor de identificatie van de hiervoor inaanmerking komende rechten die uitsluitend worden verleend aan inwoners van een bepaalde provincie of gemeente. De mogelijke rechtvaardiging voor een beperking van deze rechten tot inwoners van de betreffende provincie of gemeente zal eveneens nauwgezet moeten worden bekeken.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en het arrest voor nader onderzoek naar de ICER-U, en ter kennisneming aan het IPO en de VNG.