C-275/10, Residex Capital IV CV tegen Gemeente Rotterdam, arrest van het Hof van Justitie van 8 december 2011

Contentverzamelaar

C-275/10, Residex Capital IV CV tegen Gemeente Rotterdam, arrest van het Hof van Justitie van 8 december 2011

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 8 december 2011 in zaak C-275/10, Residex Capital IV CV tegen Gemeente Rotterdam.

Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Betrokken departementen
Alle

Sleutelwoorden
Artikel 88 lid 3 EG (artikel 108 lid 3 VWEU) – Staatssteun – Steun die in de vorm van garantie aan kredietgever is verleend teneinde hem in staat te stellen aan kredietnemer een lening te verstrekken – schending van procedureregels – verplichting tot terugvordering - nietigheid – bevoegdheden van nationale rechter.

Beleidsrelevantie
In deze uitspraak is bevestigd dat de nationale rechter  de verplichting heeft om overeenkomstig het nationale recht terugvordering van onwettig verleende staatssteun te gelasten, ook wanneer de  steun de vorm van een bankgarantie heeft. Uit deze zaak blijkt dat onrechtmatige staatssteun in de vorm van garantstelling door de overheid ten gunste van kredietverlening door een private partij (kredietgever) aan een derde (kredietnemer) problematisch is voor de terugvordering van die steun. Dit komt doordat het moeilijk is om vast te stellen wat het genoten voordeel inhoudt en wie de werkelijke begunstigde van dat voordeel is (kredietgever of –nemer, of allebei).
Het Hof heeft met deze uitspraak verduidelijkt dat de nationale rechter in dergelijke omstandigheden bevoegd, maar niet verplicht, is om de garantie nietig te verklaren. De nationale rechter dient dan eerst vast te stellen wie de begunstigden van de steunmaatregel zijn. Daarbij heeft de nationale rechter de verplichting te zorgen dat de onwettig verleende steun wordt teruggevorderd en kan zij met dat doel een bankgarantie nietig verklaren, met name wanneer bij gebreke aan minder ingrijpende maatregelen de nietigverklaring er toe kan leiden dat de situatie van voor de garantstelling wordt hersteld en het voordeel aan de begunstigde wordt ontnomen. 

Samenvatting
Residex heeft in 2001 aandelen verworven in de vennootschap MD Helicopters Holding NV (hierna: „MDH”), een dochteronderneming van RDM Aerospace NV (hierna: „Aerospace”). Residex heeft in februari 2003 echter een verlies geleden bij het uitoefenen van een putoptie die haar het recht gaf aandelen in MDH tegen een afgesproken prijs aan Aerospace terug te verkopen. De directeur van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam (hierna: „GHR”) heeft zich toen voor Residex garant gesteld voor 23 012 510 EUR, ter zake van een lening aan Aerospace (waarmee Aerospace Residex het verlies op de aandelen kon compenseren). Aerospace betaalt de lening slechts deels aan Residex terug waarop Residex de Gemeente Rotterdam verzoekt om betaling van het resterende bedrag van de lening. Deze heeft dat geweigerd en Residex vordert daarop uitbetaling via de rechter. De rechtbank Rotterdam heeft vastgesteld dat de garantie nietig was wegens strijd met het recht van de Unie inzake staatsteun en de vordering afgewezen. Het hoger beroep is door het Gerechtshof te ’s-Gravenhage afgewezen bij arrest van 10 juli 2008. Residex heeft daarop bij de Hoge Raad cassatie tegen dit arrest ingesteld.
Het wordt door partijen niet betwist dat de garantie van GHR een (bij gebrek aan melding aan de Commissie) ongeoorloofde steunmaatregel is. Residex is van mening dat de garantie niet nietig had kunnen worden verklaard omdat dit niet leidt tot ongedaan making van de ongeoorloofde steun en de concurrentievervalsing. De Hoge Raad vraagt zich af of de nietigverklaring van de garantie een effectieve maatregel is tot herstel van de situatie vóór de kredietverlening. De Hoge Raad wil met haar vragen daarom vernemen of de nationale rechterlijke instanties van de lidstaten bevoegd zijn om een garantie nietig te verklaren wanneer deze garantie is verstrekt door een overheidsinstantie ter dekking van een door een financieringsmaatschappij verstrekte lening aan een onderneming die een dergelijke financiering niet onder normale marktomstandigheden zou hebben kunnen verkrijgen. Indien dat zo is, wenst de Hoge Raad te vernemen of het recht van de Unie genoemde rechterlijke instanties ertoe verplicht om de in die omstandigheden verkregen garantie nietig te verklaren.
Het Hof overweegt ten aanzien van de bevoegdheid dat het aan de nationale instanties staat om overeenkomstig hun nationale recht alle consequenties te verbinden aan de schending van artikel 88 lid 3 EG, zowel wat de geldigheid van handelingen tot uitvoering van de steunmaatregelen betreft, als wat de terugvordering van in strijd van deze bepaling toegekende financiële steun betreft. Omdat de verwijzende rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van ongeoorloofde staatssteun, zijn de nationale rechterlijke instanties van Nederland inderdaad bevoegd om overeenkomstig hun nationale recht alle consequenties aan deze onwettigheid te verbinden, inclusief die betreffende de  geldigheid van handelingen tot uitvoering van deze garantie. Voorts overweegt het Hof ten aanzien van een eventuele verplichting tot nietigverklaring eerst dat onwettige staatssteun in beginsel teruggevorderd dient te worden teneinde de vroegere toestand te herstellen. Slechts als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, kan het niet aangewezen zijn  terugbetaling van de steun te gelasten. Dergelijke omstandigheden zijn niet zijn ingeroepen. zodat de Nederlandse rechter verplicht is de terugbetaling van de steun te gelasten. De nationale rechter moet daartoe vaststellen wie de begunstigde(n) van de steun is c.q. zijn. Wanneer steun, zoals  in casu, in de vorm van een garantie wordt verleend kunnen de begunstigden hetzij de kredietnemer hetzij de kredietgever hetzij deze beide  tezamen zijn. Het Hof merkt vervolgens op dat volgens de verwijzende rechter Aerospace begunstigde is van staatssteun, daar zij zonder de garantie niet in staat zou zijn geweest om een krediet op de kapitaalmarkten te verkrijgen. Alleen omwille van de door de Gemeente Rotterdam verstrekte garantie heeft Residex Aerospace een gunstiger tarief ten opzichte van het markttarief toegekend. Volgens het Hof is het niet uitgesloten dat ook Residex bij deze constructie een economisch voordeel had, en dus als begunstigde van staatssteun moet worden beschouwd. Het is aan de nationale rechter om te bepalen wie in dit geval de begunstigde(n) is/zijn.
Het Hof merkt vervolgens op dat het recht van de Unie de nationale rechterlijke instantie niet verplicht om een bepaalde consequentie te verbinden aan de geldigheid van de handelingen ter uitvoering van de steun. Het gaat erom dat het doel – herstel in de mededingingssituatie van vóór de uitkering van de steun – wordt bereikt. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of de nietigverklaring van de garantiedoeltreffender kan blijken te zijn dan andere maatregelen met het oog op dit herstel. Er kunnen immers gevallen zijn waarin de nietigverklaring van een contract, voor zover dit ertoe zou leiden dat verrichte prestaties worden teruggedraaid of dat een voordeel voor de toekomst verdwijnt, geschikter zijn voor herstel van de situatie van vóór de steunverlening. Hieruit volgt dat de verwijzende rechter, bij gebreke van minder dwingende procedurele maatregelen, over kan gaan tot de nietigverklaring van de door de Gemeente Rotterdam aan Residex verstrekte garantie, indien hij van oordeel is dat, gelet op de omstandigheden, de nietigverklaring de mededingingssituatie van vóór de verstrekking van genoemde garantie kan herstellen.

Eerste inventarisatie van de gevolgen voor het beleid en de rechtspraktijk op het nationaal niveau
In deze uitspraak is bevestigd dat de nationale rechter  de verplichting heeft om overeenkomstig het nationale recht terugbetaling van onwettig verleende staatssteun te gelasten, ook wanneer de  steun  de vorm van een bankgarantie heeft. Uit deze uitspraak blijkt ook dat onrechtmatige staatssteun in de vorm garantstelling door de overheid ten gunste van kredietverlening door een private partij (kredietgever) aan een derde (kredietnemer) problematisch is voor de terugvordering van die steun. Dit komt omdat het moeilijk is om vast te stellen wat het genoten voordeel inhoudt en wie de werkelijke begunstigde van dat voordeel is (kredietgever of –nemer, of allebei).
Het Hof heeft met deze uitspraak verduidelijkt dat de nationale rechter in dergelijke omstandigheden bevoegd, maar niet verplicht, is om de garantie nietig te verklaren. Met name wanneer bij gebreke aan minder ingrijpende maatregelen de nietigverklaring er toe kan leiden dat de situatie van voor de garantstelling wordt hersteld en het voordeel aan de begunstigde wordt ontnomen, kan nietigverklaring aangewezen zijn. Uit het verdere verloop van het hoofdgeding zal mogelijk blijken of de nationale rechter over het instrumentarium beschikt om te voldoen aan diens verplichting terugbetaling van de onwettige steun te gelasten. Indien dit niet het geval blijkt te zijn, moet de nationale rechter een noodzakelijke titel worden verschaft. Dit kan mogelijk door het wetsvoorstel terugvordering staatssteun (31418) weer in behandeling te nemen.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche ter kennisname van alle ministers met het verzoek aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie om het fiche door te geleiden naar het Interdepartementale Staatsteun Overleg (ISO).