C-275/25 Kolwager
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 5 juni 2025 Schriftelijke opmerkingen: 22 juli 2025
Trefwoorden: schenkbelasting, voorrechten en immuniteiten EU, fictieve woonplaats
Onderwerp: VWEU: art. 343; Protocol (nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie: art. 13.
Een personeelslid van de Europese Investeringsbank (EIB) kwam oorspronkelijk uit Oostenrijk en ging toen in Luxemburg werken en wonen. Daarnaast kreeg hij een appartement en gezin in Duitsland. In december 2013 ontving hij van zijn broer in Oostenrijk een schenking van € 300.000. De Duitse belastingdienst legde hem in 2017 een schenkbelasting op, omdat hij ook in Duitsland woonde. Op grond van artikel 13 van Protocol 7 heeft hij zijn fictieve woonplaats echter in Oostenrijk. De verwijzende rechter wil verduidelijking over de reikwijdte van artikel 13 bij schenkbelasting en over de gevolgen voor de vestiging van een verdere fiscale woonplaats na de indiensttreding bij de EU.
Prejudiciële vragen: Het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen over de uitlegging van artikel 13, eerste alinea, eerste volzin, van Protocol (nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (Publicatieblad van de Europese Unie 2012, C 326, blz. 266): 1. Is deze bepaling van toepassing op de heffing van schenkbelasting? 2. Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord: Staat deze bepaling eraan in de weg dat een ambtenaar of ander personeelslid van de Unie die zich uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van zijn ambt in dienst van de Unie heeft gevestigd op het grondgebied van een andere lidstaat dan zijn lidstaat van herkomst, een verdere fiscale woonplaats vestigt in een andere lidstaat dan de staat van tewerkstelling, terwijl hij tegelijkertijd een daadwerkelijke woonplaats behoudt in de staat van tewerkstelling?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-88/92 X/Staatssecretaris van Financiën; C-270/10.
Specifiek beleidsterrein: FIN