C-276/24 KONREO

Contentverzamelaar

C-276/24 KONREO

Prejudiciële hofzaak    

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).


Termijnen: Motivering departement:    20 juni 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    6 augustus 2024

Trefwoorden: BTW; hoofdelijke aansprakelijkheid

Onderwerp: 
-    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikel 205.

Feiten:
Verzoekende partij is KONREO, een curator van de failliete bedoel van de vennootschap ‘FAU’. FAU had van de vennootschap ‘VERAMI’ brandstof gekocht. De belastingdienst heeft een belastingcontrole verricht bij beide vennootschappen, waaruit bleek dat in de handelsketen belastingfraude is gepleegd. Hierna heeft de belastingdienst een verschuldigde belasting vastgesteld voor VERAMI, en bijkomende btw aangeslagen. Zowel FAU als VERAMI zijn daarna insolvent verklaard door de rechter. Vervolgens heeft de belastingdienst FAU als hoofdelijk aansprakelijke entiteit aangemaand tot betaling van de btw die door VERAMI niet was afgedragen. De belastingdienst heeft ook FAU voor bijkomende btw aangeslagen. FAU is in beroep gegaan tegen de besluiten.

Overweging:
De verwijzende rechter vraagt zich of hoe deze praktijk zich verhoudt tot het evenredigheidsbeginsel, en tot artikel 205 van richtlijn 2006/112. Het evenredigheidsbeginsel wordt in de context van artikel 205 uitgelegd als de middelen waarmee een lidstaat de betalingen aan de schatkist zo doeltreffend mogelijk tracht te beschermen niet verder mogen gaan dan wat nodig is om dat doel te verwezenlijken. Het is de vraag of de ontzegging aan FAU van het recht op aftrek vanwege de belastingfraude in de handelsketen, kan worden aangemerkt als zo een toereikende maatregel. Als dit niet het geval is, moet volgens de verwijzende rechter worden beoordeeld of het verenigbaar is dat FAU hoofdelijk aansprakelijk gesteld is.

Prejudiciële vraag:
Staat artikel 205 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, gelezen in samenhang met het evenredigheidsbeginsel, in de weg aan een nationale praktijk die het mogelijk maakt om de afnemer van een belaste prestatie aansprakelijk te stellen voor de belasting over de toegevoegde waarde die verschuldigd is door degene die de prestatie heeft verricht, hoewel aan de afnemer van die belaste prestatie eerder het recht op aftrek van voorbelasting is ontzegd op grond dat hij heeft deelgenomen aan belastingfraude?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-596/21 Finanzamt M; C-108/20 Finanzamt Wilmersdorf; C-384/04 Federation of Technological Industries e.a.; C-4/20 ALTI

Specifiek beleidsterrein: FIN-Fiscaal

Gerelateerde documenten