C-277/25 Helpfind Funding e.a.
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 18 juni 2025 Schriftelijke opmerkingen: 4 augustus 2025
Trefwoorden: wettelijke aansprakelijkheid, motorvoertuigen, cessieovereenkomst.
Onderwerp: artikelen 3, 18 en 28 van richtlijn 2009/103 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen.
Kernvraag in deze procedure is of een vordering tot verkrijging van een resterend deel van de schadevergoeding na een verkeersongeval kan worden gecedeerd, gelet op artikelen 3, 18 en 28 van richtlijn 2009/103. Daarbij worden ook vragen gesteld over hoe de verkrijger van de vordering kan worden gekwalificeerd onder de richtlijn en of deze procesbevoegdheid heeft.
Prejudiciële vragen: 1) Moeten de artikelen 3, 18 en 28 van richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PB 2009, L 263, [OMISSIS] blz. 11, zoals gewijzigd) aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een overeenkomst waarbij een benadeelde die eerder niet volledig is gecompenseerd voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van een ongeval, zijn recht om volledige schadevergoeding van de verzekeringsonderneming van de veroorzaker van dat ongeval te vorderen aan een derde cedeert, als een geldige en uitvoerbare overeenkomst wordt beschouwd?
2) Moeten de bovengenoemde artikelen aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat de in de eerste vraag beschreven derde wordt beschouwd als een in artikel 1, punt 2, van richtlijn 2009/103 bedoelde persoon die recht heeft op vergoeding van door voertuigen veroorzaakte schade?
3) Moeten de bovengenoemde artikelen van richtlijn 2009/103 aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat de in de eerste vraag beschreven derde wordt beschouwd als een persoon die procesbevoegd is om een rechtstreekse vordering tegen de voornoemde verzekeringsonderneming in te stellen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-106/17; C-913/19, CNP.
Specifiek beleidsterrein: JenV