C-284/12, Deutsche Lufthansa AG tegen Flughafen Frankfurt-Hahn GmbH, in tegenwoordigheid van Ryanair Ltd, arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 november 2013

Contentverzamelaar

C-284/12, Deutsche Lufthansa AG tegen Flughafen Frankfurt-Hahn GmbH, in tegenwoordigheid van Ryanair Ltd, arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 november 2013

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 november 2013 in de zaak C-284/12, Deutsche Lufthansa AG tegen Flughafen Frankfurt-Hahn GmbH, in tegenwoordigheid van Ryanair Ltd.

Betrokken departementen
BZ, BZK, EZ, Fin, I&M, OCW, SZW, VWS, V&J

Sleutelwoorden
Staatssteun – Artikelen 107 VWEU en 108 VWEU – Door openbaar bedrijf dat luchthaven exploiteert aan goedkope luchtvaartmaatschappij toegekende voordelen – Besluit tot inleiding van formele onderzoeksprocedure ten aanzien van die maatregel – Verplichting voor rechterlijke instanties van lidstaten zich te voegen naar door Commissie in dat besluit verrichte beoordeling inzake bestaan staatssteun

 

Beleidsrelevantie

Dit arrest verduidelijkt de rol van de nationale rechter wanneer er sprake is van parellelle procedures op nationaal en EU-niveau over dezelfde staatssteunmaatregel. De nationale rechter is gebonden aan een besluit van de Europese Commissie tot opening van de formele onderzoeksprocedure op grond van artikel 108 lid 2, eerste alinea, VWEU. Hij is dan verplicht alle consequenties te verbinden aan een eventuele niet-nakoming van de verplichting van de lidstaat tot opschorting van de uitvoering van de steunmaatregel. Die verplichting van de lidstaat is de zogenaamde ‘standstill-verplichting’. De nationale rechter kan besluiten de uitvoering van de steunmaatregel op te schorten, tijdelijke maatregelen te treffen of reeds gedane betalingen terug te vorderen. Bij twijfel, over de geldigheid of uitlegging van een beschikking van de Europese Commissie of onduidelijkheid of sprake is van staatssteun dient de nationale rechter de Europese Commissie om verduidelijking te vragen en anders kan hij een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
De zaak betreft de rol van de nationale rechter wanneer sprake is van parallelle procedures inzake staatssteun,  voor zowel een nationale rechter als bij de Europese Commissie. De vraag rees in het nationale geschil tussen Lufthansa en de exploitant van de luchthaven Frankfurt-Hahn (FFH) over een vordering tot staking en terugvordering van de financiële steun o.a. in de vorm van kortingen op heffingen en “marketing support” bij de opening van nieuwe luchtverbindingen die FFH zou hebben toegekend aan Ryanair.Echter, parallel hieraan was de Europese Commissie inmiddels middels beschikking van 17 juni 2008 ook een formele onderzoeksprocedure gestart ten aanzien van mogelijke staatssteun van Duitsland aan FFH en Ryanair.

In de nationale procedure ingesteld door Lufthansa wendde de nationale rechter zich tot de Commissie met een verzoek om een advies in dit geding, volgens punt 3.2 van de Mededeling van de Commissie over de handhaving van de staatssteunregels door de nationale rechterlijke instanties (PB 2009, C 85, blz. 1). De Commissie adviseerde dat de nationale rechter niet zelf hoefde te beoordelen of de betrokken maatregelen al dan niet als staatssteun konden worden aangemerkt, aangezien het zich kon baseren op de de beschikking uit 2008. Omdat de nationale rechter desalniettemin twijfels bleef hebben, besloot hij de nationale procedure op te schorten en prejudiciële vragen  te stellen aan het Hof. De nationale rechter vraagt het Hof of een nationale rechter, tijdens een nationale procedure, gebonden is aan een beschikking tot opening van een formele onderzoeksprocedure van de Commissie en verplicht is alle consequenties te verbinden aan een eventuele niet-nakoming van de verplichting tot opschorting van de uitvoering van de steunmaatregel. Het Hof concludeert dat dit inderdaad het geval is. Dit is de zogenaamde ‘standstill-verplichting’ van Verordening (EU) Nr. 734/2013 en artikel 108, derde lid, VWEU.

In dit licht kan een nationale rechter besluiten om de uitvoering van de betrokken maatregel op te schorten en de terugvordering van de reeds verrichte betalingen te gelasten. Zij kan ook besluiten om voorlopige maatregelen te gelasten teneinde enerzijds de belangen van de betrokken partijen te beschermen en anderzijds het nuttige effect van het besluit van de Commissie tot opening van de formele onderzoeksprocedure te verzekeren.

De toepassing van de toezichtregeling voor staatssteun is een taak van de Commissie en van de nationale rechterlijke instanties samen, waarbij zij aanvullende en onderscheiden taken vervullen. De beoordeling van de verenigbaarheid van steunmaatregelen met de interne markt, valt daarentegen onder de exclusieve bevoegdheid van de Commissie, die daarbij onder toezicht staat van de rechters van de Unie. Wanneer (nog) geen formele onderzoeksprocedure is ingeleid zal de nationale rechter in een nationaal geschil zich uit moeten spreken over het begrip steun en de toepassing hiervan, teneinde uit te maken of een maatregel bij de Commissie had moeten worden gemeld. Lopende de formele onderzoeksprocedure bij de Commissie, is de nationale rechter echter gehouden maatregelen op te leggen die de onwettigheid van de uitvoering van de steunmaatregelen kunnen opheffen.

Als er twijfel bestaat bij de nationale rechter of de maatregel staatssteun is of niet, dan wel over de geldigheid van het besluit tot opening van de formele onderzoeksprocedure van de Commissie, dan kan zij de Europese Commissie om verduidelijking vragen, of een prejudiciële vraag stellen aan het Hof.

Inventarisatie van de mogelijke effecten
Deze uitspraak behelst geen aanpassing van Nederlandse wet- en regelgeving. Wel is deze uitspraak relevant voor de rol van de nationale rechter in staatssteunprocedures.

Zo maakt het Hof duidelijk dat de nationale rechter gebonden is aan de beslissing van de Commissie, wanneer deze de formele onderzoeksprocedure is gestart. Met betrekking hierop is de nationale rechter gehouden om alle noodzakelijke maatregelen te nemen in een procedure tot terugvordering van reeds gedane betalingen en tot staking van toekomstige betalingen. In dit licht dient de nationale rechter zo nodig gebruik te maken van de mogelijkheid om de Commissie om advies te vragen, in de zin van punt 3.2 van de Mededeling van de Commissie over de handhaving van de staatssteunregels door de nationale rechterlijke instanties (PB 2009, C 85, blz. 1) en artikel 23 bis van Verordening (EU) 734/2013 van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) 659/1999.

Voorstel voor behandeling
De ICER-H heeft dit fiche elektronisch vastgesteld en zendt dit fiche en het arrest ter kennisgeving aan de leden van het IOWJZ. Indien nodig kan het fiche ter kennisname aan hun Ministers worden doorgeleidt. Een vervolgfiche is niet nodig.

Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie