C-284/24 Criminal Injuries Compensation Tribunal e.a.

Contentverzamelaar

C-284/24 Criminal Injuries Compensation Tribunal e.a.

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    24 juni 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    10 augustus 2024

Trefwoorden: Schadeloosstelling; misdrijven

Onderwerp:  Richtlijn 2004/80/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven: artikel 12, lid 2.

Feiten:
Eisende partij is ‘LD’, een persoon die op 12 juli 2015 het slachtoffer werd van ernstige mishandeling door een groep personen. Door de mishandeling heeft hij onder andere een gebroken kaak, en aanzienlijk en permanent oogletsel opgelopen. Op 1 oktober 2015 heeft L.D. een schadeloosstelling ingediend uit hoofde van een regeling voor vergoeding van letselschade door een misdrijf, bij het Criminal Injuries Compensation Tribunal. Op grond van dit verzoek is hem een schadeloosstelling ter waarde van afgerond 650 euro toegekend. L.D. heeft op 2 augustus 2019 een volledige procedure aanhangig gemaakt, en gevorderd dat de regeling niet-verenigbaar is met het Unierecht, omdat hij geen recht heeft gehad op een vergoeding voor pijn en leed.

Overweging:
Op grond van artikel 12, lid 2, van richtlijn 2004/80 moeten lidstaten waarborgen dat slachtoffers van opzettelijke geweldsmisdrijven (..) een ‘billijke en passende schadeloosstelling’ krijgen. De verwijzende rechter wenst te vernemen of dit zowel materiële als immateriële schade omvat. Als immateriële schade ook vergoed moet worden, is het nog onduidelijk wat hier precies onder valt, en of bijvoorbeeld ‘pijn en leed’ van het slachtoffer ook vergoed kan worden onder deze factor. 

Prejudiciële vragen:
a) Vereist de door artikel 12, lid 2, van richtlijn 2004/80/EG aan de lidstaten opgelegde verplichting om te voorzien in een „billijke en passende schadeloosstelling” voor slachtoffers van opzettelijke geweldmisdrijven, dat een slachtoffer vergoeding ontvangt voor zowel materiële als immateriële schade in de zin van het arrest Presidenza del Consiglio dei Ministri (C-129/19, EU:C:2020:566)? 
b) Zo ja, welke soorten schade vallen dan onder „immateriële schade”? 
c) Vallen met name „pijn en leed” van een slachtoffer onder „immateriële schade”? 
d) Indien het antwoord op vraag a) en vraag c) bevestigend luidt, in welke verhouding moet de „billijke en passende schadeloosstelling” die uit hoofde van richtlijn 2004/80 wordt toegekend dan staan tot de schadevergoeding die aan dat slachtoffer zou worden toegekend in een civiele procedure tegen de dader als pleger van een onrechtmatige daad, in aanmerking nemende dat de lidstaten de financiële levensvatbaarheid van hun regelingen moeten waarborgen? 
e) Kan de schadeloosstelling die bij de „Scheme of Compensation for Personal Imjuries Criminally Inflicted” (regeling voor vergoeding van letselschade door misdrijf) is ingesteld voor slachtoffers van opzettelijke geweldmisdrijven worden aangemerkt als een „billijke en passende schadeloosstelling voor slachtoffers” in de zin van artikel 12, lid 2, van richtlijn 2004/80, wanneer een slachtoffer een bedrag van 645,65 EUR wordt toegekend als schadeloosstelling voor ernstig oogletsel met een permanente visuele beperking tot gevolg?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-129/19 Presidenza del Consiglio dei Ministri; C-300/21 Österreichische Post; C-340/21 Natsionlna Agentsia Za Prihodite

Specifiek beleidsterrein: JenV