C-292/24 Iberia
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 25 juni 2024 Schriftelijke opmerkingen: 11 augustus 2024
Trefwoorden: passagiersrechten; termijnen
Onderwerp: Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Verdrag van Montreal): artikel 31, lid 2.
Feiten: Verzoekende partij ‘AD’ had een vlucht geboekt van Frankfurt am Main naar Panama City, via Madrid op 15 december 2021. Vanwege vertraging van de vlucht is de bagage pas vijf dagen later in Panama City afgeleverd. In de tussentijd heeft AD nieuwe spullen gekocht voor zijn reis, zoals kleding en tenten. AD vordert vervolgens schadevergoeding voor de aankoop van de vervangende spullen, de reiskosten en de kosten van een vervangend vliegticket. De vordering is door de rechter in eerste aanleg afgewezen op grond van de fatale termijn van artikel 31, lid 2, van het Verdrag van Montreal. AD is hiertegen in beroep gegaan.
Overweging: AD had na het ontdekken van het ontbreken van zijn bagage een melding gedaan bij de vliegtuigmaatschappij, en gesteld dat hij na twee dagen vervangende spullen zou kopen. Volgens hem is daardoor de fatale termijn van artikel 31, lid 2, tweede volzin, toereikend in acht genomen. De verwijzende rechter twijfelt of vervroegde schademeldingen mogelijk zijn met inachtneming van het doel van de bepaling.
Prejudiciële vraag: Vormt artikel 31, lid 2, tweede volzin, van het Verdrag van Montreal een absolute vervaltermijn en moet het noodzakelijkerwijs aldus worden uitgelegd dat het protest binnen 21 dagen na het terugkrijgen van de bagage moet geschieden of kan er ook al vóór de teruggave van de bagage protest worden gedaan?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: - Specifiek beleidsterrein: IenW