C-294/15 Mikołajczyk

Contentverzamelaar

C-294/15 Mikołajczyk

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   6 augustus 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   23 augustus 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   23 september 2015
Trefwoorden:  EEX (beslissingen in huwelijkszaken)

Onderwerp
Verordening nr. 2201/2003 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1347/2000
van 27 november 2003 (Pb L 338 blz. 1) betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken (Pb C 221, blz. 1)

Verzoekster Edyta Mikołajczyk verzoekt om nietigverklaring van het op 04-07-1956 in Parijs/FRA gesloten huwelijk tussen Stefan Czarnecki en Marie Louise Cuenin. Zij is erfgename van Zdzisława Czarnecka, die op 13-07-1937 in Poznań/POL in het huwelijk was getreden met Stefan Czarnecki. Dit huwelijk is volgens verzoekster nooit ontbonden, zodat het eerstgenoemde huwelijk een bigame relatie betreft.
Verweerster Marie Louise Czarnecka betwist de bevoegdheid van het POL gerecht. Volgens Vo. 2201/2003 dient een beroep tot nietigverklaring van een huwelijk in de eerste plaats te worden ingesteld bij een gerecht van de EULS waar zich de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten bevond indien een van hen daar nog verbleef, en/of mogelijk ook de gewone verblijfplaats van verweerster, zodat het beroep voor een FRA had moeten worden ingesteld.
Verzoekster stelt dat de exceptie van onbevoegdheid ongegrond is en wijst op de zeven alternatieve, gelijkwaardige criteria voor vaststelling van een bevoegd gerecht. Op grond daarvan verwerpt de Rb van Warschau de opgeworpen exceptie, onder verwijzing naar artikel 3 Vo. 2201/2003, en verwerpt het beroep omdat verzoekster niet heeft aangetoond dat het op 13-07-1937 gesloten huwelijk op het tijdstip van het huwelijk tussen Stefan en Marie Louise nog steeds bestond. Uit het in de procedure verzamelde bewijsmateriaal heeft hij kunnen vaststellen dat het litigieuze huwelijk op 29-05-1940 is ontbonden. Hij baseert zich daartoe op een proces-verbaal uit 1997 waarin Zdzisława in een procedure over de erfenis van Stefan Czarnecki voor een gerecht in Warschau waarin zij erkent dat Stefan Czarnecki haar eerste echtgenoot was van wie zij in 1940 echtscheiding heeft verkregen. En ook Czarnecki heeft zich op een echtscheiding van Zdzisława beroepen toen hij in de VS een huwelijksvergunning aanvroeg. Hij huwde voor de tweede keer in juli 1956, met de ZWI Marie Louise Cuenin en overlijdt in 1971 in FRA. Verzoekster gaat tegen de uitspraak in beroep bij de verwijzende rechter.

De verwijzende POL rechter (Hof van Beroep Warschau) twijfelt over de uitlegging van Vo. 2201/2003. Ten tijde van het door verzoekster ingestelde beroep is Stefan Czarnecki niet meer in leven. Verzoekster beroept zich op POL recht volgens hetwelk beroepen tot nietigverklaring van een huwelijk ook nog na het overlijden van (een der) echtgenoten kunnen worden ingesteld (door een partij die daarbij juridisch belang heeft). Hij legt de volgende drie vragen aan het HvJEU voor:
1. Vallen procedures ter zake van de nietigverklaring van een huwelijk na het overlijden van een der echtgenoten binnen de werkingssfeer van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338, blz. 1)?
2. Voor het geval dat vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: Vallen procedures ter zake [Or. 2] van de nietigverklaring van een huwelijk ook binnen de werkingssfeer van bovengenoemde verordening wanneer zij door een andere persoon dan een der echtgenoten zijn ingeleid?
3. Voor het geval dat vraag 2 bevestigend wordt beantwoord: Kan in procedures ter zake van de nietigverklaring van een huwelijk die door een andere persoon dan een der echtgenoten zijn ingeleid, de bevoegdheid van het gerecht worden gebaseerd op de in artikel 3, lid 1, onder a), vijfde en zesde streepje, van de verordening genoemde omstandigheden?

Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten