C-299/02, Commissie tegen Nederland (koopvaardij), arrest van 14 oktober 2004

Contentverzamelaar

C-299/02, Commissie tegen Nederland (koopvaardij), arrest van 14 oktober 2004

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van 14 Oktober 2004, C-299/02, Commissie tegen Nederland, Nationaliteit koopvaardijschepen.

Betrokken Departementen
Just, EZ, V&W

Sleutelwoorden
Niet-nakoming - Artikelen 43 EG en 48 EG - Nationale maatregelen die aan registratie van schip in Nederland voorwaarde verbinden dat aandeelhouders, bestuurders en natuurlijke personen belast met dagelijkse leiding van communautaire vennootschap die eigenaar van schip is, EG- of EER-nationaliteit bezitten - Nationale maatregelen die vereisen dat bestuurder van rederij EG- of EER-nationaliteit bezit en EG- of EER-woonplaats heeft.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
In artikel 311 van het Wetboek van Koophandel en artikel 8:169 van het Burgerlijk Wetboek worden eisen gesteld met betrekking tot

  • de nationaliteit van de aandeelhouders en de bestuurders van vennootschappen die eigenaar zijn van een zeeschip dat zij in de Nederlandse registers willen laten inschrijven, en
  • de nationaliteit en de woonplaats van de bestuurders van rederijen van in de Nederlandse registers ingeschreven zeeschepen, en van de natuurlijke personen die de dagelijkse leiding hebben over de vestiging van waaruit in Nederland het voor de inschrijving van een zeeschip in de Nederlandse registers noodzakelijke zeescheepvaartbedrijf wordt uitgeoefend.

Het Hof van Justitie acht deze bepalingen in strijd met de verplichtingen uit het Verdrag, in het bijzonder artikel 43 EG en artikel 48 EG (vrijheid van vestiging).

In de bestreden bepalingen wordt geƫist dat de bovengenoemde personen (althans een gedeelte daarvan) de nationaliteit van een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen, of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte bezitten.

Het Hof stelt dat deze maatregelen een belemmering voor het vrije verkeer vormen. Immers, wanneer vennootschappen zeeschepen waarvan zij eigenaar zijn in Nederland willen registreren en zij niet aan bovengenoemde nationale voorwaarden voldoen, dan is registratie alleen mogelijk indien zij de structuur van hun aandelenkapitaal of van hun bestuursorganen wijzigen. Ook moeten de eigenaren van de schepen hun aanstellingsbeleid aanpassen wanneer hun vertegenwoordiger ter plaatse niet een onderdaan van een lidstaat van de Gemeenschap of de EER is. De bestreden bepalingen zijn volgens het Hof niet noodzakelijk met het oog op de uitoefening van effectieve rechtsmacht over de schepen die onder Nederlandse vlag varen en kunnen derhalve niet worden gerechtvaardigd uit hoofde van artikel 46 EG of uit hoofde van dwingende redenen van algemeen belang. Voor het uitoefenen van een dergelijke rechtsmacht kan ook worden volstaan met het vereiste dat het beheer over het schip wordt verzekerd vanuit een vestiging in Nederland, door een persoon met vertegenwoordigingsbevoegdheid namens de eigenaar van het schip.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten van het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
De betreffende artikelen zullen moeten worden aangepast aan het arrest van het Hof. Daarbij zal ook worden bekeken hoe het vereiste van een "genuine link" in de zin van het UNCLOS alsnog gewaarborgd kan worden. De uitspraak kan mogelijk ook gevolgen hebbenvoor nationaliteitseisen in andere wetgeving.

Voorstel voor behandeling
Het Fiche wordt gezonden aan de Minister van Justitie, de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Economische Zaken met de mededeling dat bekeken zal worden op welke wijze het Wetboek van Koophandel, het Burgerlijk Wetboek en zo nodig de Zeebrievenwet aangepast moeten worden om te voldoen aan het arrest van het Hof. Het fiche wordt te zijner tijd verwerkt in de EG-Checklist diensten. Er wordt geen vervolgfiche opgesteld.