C-303/05, Advocaten voor de Wereld, arrest van 3 mei 2007

Contentverzamelaar

C-303/05, Advocaten voor de Wereld, arrest van 3 mei 2007

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 3 mei 2007, in de zaak C-303/05, Advocaten voor de Wereld VZW tegen Leden van de Ministerraad

Betrokken departementen
JUS, BZ

Sleutelwoorden
Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken – kaderbesluit - Europees aanhoudingsbevel en procedures van overlevering tussen lidstaten – Afschaffing toetsing van dubbele strafbaarheid – geldigheid – rechtsgrondslag – legaliteitsbeginsel – gelijkheidsbeginsel – wederzijdse erkenning

Beleidsrelevantie
Het feit dat de Raad verschillende rechtsinstrumenten tot haar beschikking heeft, doet niet af aan de geldigheid van het kaderbesluit inzake het Europees aanhoudingsbevel en overlevering. De in dit kaderbesluit geregelde afschaffing van de toets van de dubbele strafbaarheid voor bepaalde strafbare feiten is niet in strijd met het legaliteits- en gelijkheidsbeginsel.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Het kaderbesluit (2002/584/JBZ) heeft tot doel de overlevering (EU-term voor uitlevering) tussen lidstaten makkelijker te maken. Een belangrijk onderdeel hiervan is de afschaffing van de toetsing van de dubbele strafbaarheid voor een aantal strafbare feiten. Dit betekent dat lidstaten niet langer hoeven te toetsen of het betreffende strafbare feit waarvoor wordt overgeleverd ook bij henzelf strafbaar is. De Belgische vereniging „Advocaten voor de Wereld” achtte het kaderbesluit ongeldig, omdat het onderwerp bij overeenkomst (verdrag) in plaats van bij kaderbesluit geregeld had moeten worden. Verder vond „Advocaten voor de Wereld” dat de afschaffing van de dubbele strafbaarheid in bepaalde gevallen in strijd was met het legaliteits- en gelijkheidsheidsbeginsel. De belangrijkste overwegingen van het Hof kunnen als volgt worden samengevat: (1) artikel 34, lid 2, EU voert geen rangorde in onder de verschillende rechtsinstrumenten. Hoewel het Europees aanhoudingsbevel bij overeenkomst had kunnen worden geregeld, was de Raad bevoegd om op grond van zijn beoordelingsvrijheid te kiezen voor het rechtsinstrument van het kaderbesluit. (2) Het legaliteitsbeginsel is niet geschonden, omdat de omschrijving van strafbare feiten en de vaststelling van de toepasselijke straffen niet door het kaderbesluit worden geregeld. Dit behoort tot de bevoegdheid van de lidstaten, die de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen moeten eerbiedigen. (3) Het weglaten van de toets van dubbele strafbaarheid door de Raad is bij bepaalde strafbare feiten gerechtvaardigd op grond van het beginsel van wederzijdse erkenning en gelet op het hoge niveau van vertrouwen en solidariteit tussen de lidstaten.
Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Dit arrest maakt duidelijk, dat bij het nemen van maatregelen op grond van artikel 34, lid 2 EU de Raad in beginsel kan kiezen welk rechtsinstrument wordt gebruikt. Voor een aantal in het kaderbesluit genoemde strafbare feiten hoeven lidstaten niet langer te toetsen of het strafbare feit waarvoor wordt overgeleverd ook bij henzelf strafbaar is. Voorts wordt bevestigd, dat het kaderbesluit niet de harmonisatie van het materiële strafrecht van de lidstaten tot doel heeft. De omschrijving van strafbare feiten en de vaststelling van de toepasselijke strafmaatregelen behoren tot de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten.
Voorstel voor behandeling
Het fiche wordt ter kennisneming toegestuurd aan de Minister van Justitie en aan de Minister van Buitenlandse Zaken.