C-304/02, Commissie tegen Frankrijk (dwangsom), arrest van 12 juli 2005

Contentverzamelaar

C-304/02, Commissie tegen Frankrijk (dwangsom), arrest van 12 juli 2005

Signaleringsfiche Commissie/Frankrijk (dwangsom én boete)
Arrest van het Hof van Justitie van 12 juli 2005 in de zaak C-304/02, Commissie tegen Frankrijk

Betrokken departementen
Alle departementen

Sleutelwoorden
Arrest van Hof waarbij niet-nakoming is vastgesteld - Niet-uitvoering van het arrest - Artikel 228 EG - Betaling van forfaitaire som - Betaling van dwangsom

Beleidsrelevantie
Het Hof van Justitie ("het Hof") heeft voor de eerste keer een lidstaat - Frankrijk - wegens voortdurende niet-nakoming van gemeenschapsverplichtingen veroordeeld tot zowel een dwangsom (van € 57,7 miljoen per half jaar) als een forfaitaire som (een 'boete' van € 20 miljoen ineens).

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
In een eerdere zaak C-64/88 (arrest van 11 juni 1991) is Frankrijk door het Hof op basis van de zogenaamde inbreukprocedure veroordeeld wegens niet-nakoming van controleverplichtingen op communautaire visserijregelgeving. Frankrijk heeft echter, ondanks daartoe herhaaldelijk door de Commissie te zijn aangespoord, geen uitvoering gegeven aan dit arrest. De Commissie heeft Frankrijk daarom opnieuw voor het Hof gedaagd en het Hof verzocht een dwangsom op te leggen.

Het Hof legt Frankrijk een dwangsom op voor elke periode van zes maanden, zolang het arrest van 11 juni 1991 nog niet volledig is uitgevoerd. Daarnaast wordt Frankrijk veroordeeld - zonder dat de Commissie daarom heeft verzocht - tot betaling van een forfaitaire som ('boete').

Volgens het Hof hebben beide sancties (dwangsom en forfaitaire som) tot doel een in gebreke gebleven lidstaat ertoe te brengen een niet-nakomingsarrest uit te voeren. Door het opleggen van een dwangsom kan een lidstaat ertoe worden gebracht snel een einde te maken aan een niet-nakoming. De oplegging van een forfaitaire som berust meer op de beoordeling van de consequenties van de niet-nakoming voor particuliere en publieke belangen, met name wanneer de niet-nakoming lang is blijven voortbestaan na het arrest waarin zij oorspronkelijk is vastgesteld en bovendien dreigt te blijven voortbestaan. Beide sancties kunnen dan tegelijkertijd worden toegepast. Het Hof overweegt dat ze terzake een discretionaire bevoegdheid heeft.

Overigens zij opgemerkt dat voor de onderbouwing voor het opleggen van een forfaitaire som (punt 114 e.v.) door het Hof wordt verwezen naar eerdere meer algemene opmerkingen (punt 81 e.v.) over de mogelijkheid tot het opleggen van een forfaitaire som, en niet wordt getoetst aan de concrete omstandigheden in de voorliggende zaak. De vaststelling van de hoogte van de forfaitaire som wordt door het Hof geheel niet gemotiveerd.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Het Hof ziet streng toe op naleving van communautaire verplichtingen van de lidstaten. Het arrest maakt duidelijk, dat langdurige niet-nakoming aanzienlijke financiële gevolgen kan hebben. Zelfs als de Commissie hier niet om vraagt, kan het Hof overgaan tot het opleggen van een (substantiële) boete al dan niet gecombineerd met een dwangsom. Diverse elementen met betrekking tot de boete (criteria voor het opleggen van en het vaststellen van de hoogte van een forfaitaire som) zullen in toekomstige arresten verder door het Hof moeten worden uitgewerkt. Op dit moment zijn er geen zaken tegen Nederland aanhangig wegens niet-nakoming van arresten. Als zich zaken voordoen moet men zich bewust zijn van de mogelijkheid van een boete en/of dwangsom, ook als de Commissie hier niet om vraagt. Het lijkt in ieder geval raadzaam om met het oog hierop -indien mogelijk- uitgebreid te motiveren waarom het arrest in kwestie niet is uitgevoerd.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan alle ministers. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.