C-314/98, Snellers Auto’s BV, arrest van 12 oktober 2000
Datum arrest, zaaknummer, partijen HvJ EG 12 oktober 2000, C-314/98, Snellers Auto's BV tegen de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer
Betrokken departementen V&W
Sleutelwoorden Parallel-import, datum van eerste toelating op de weg, artikel 30 en artikel 36 EG, rechtvaardigingsgronden: verkeersveiligheid en/of bescherming van het milieu, Securitel richtlijn.
Beleidsrelevantie Het arrest heeft betrekking op de vergelijkbaarheid van de Nederlandse Regeling 1995 met betrekking tot het kentekenbewijs met de Securitel-richtlijn en de artikelen 30 en 36 EG-verdrag (vrij verkeer van goederen). Het arrest is van belang wat onder het begrip "technische voorschriften" in de zin van de Securitel-richtlijn moet worden verstaan. Voorts zal de Raad van State op grond van dit arrest moeten nagaan of de beperkingen van het vrij verkeer van goederen in de zin van artikel 30 EG gerechtvaardigd kan worden door dwingende vereisten zoals de verkeersveiligheid en bescherming van het milieu.
Samenvatting van feiten, redenering en dictum Feiten Snellers Auto's BV (hierna te noemen "Snellers") is een Nederlandse onderneming die geen deel uitmaakt van het distributienet van BMW AG, doch auto's van dit merk verhandelt (een parallel-importeur). Op 13 augustus 1996 kocht Snellers een (nieuwe) BMW bij een officiële wederverkoper van dit dealernetwerk in Duitsland. Het voertuig was hiervoor al in Duitsland gekentekend op 6 augustus 1996 en was derhalve toegelaten tot de openbare weg. Op dezelfde dag, 13 augustus 1996, werd de kentekening ongedaan gemaakt (geschorst) in Duitsland door de verkoper. Snellers heeft op 14 augustus 1996 de auto opgehaald en naar Nederland vervoerd. Op 15 augustus 1996 bood Snellers het voertuig ter keuring aan in Nederland bij een keuringsstation van de Dienst Wegverkeer.
Volgens de "Regeling houdende vaststelling van de regels omtrent de wijze waarop de datum van eerste toelating tot de openbare weg op het kentekenbewijs, dan wel op het registratiebewijs van een voertuig wordt bepaald", verder aangeduid als "Regeling 1995", wordt, voorzover hier van belang, een auto als nieuw aangemerkt indien deze niet langer dan twee dagen in het buitenland gekentekend is geweest. De datum van eerste toelating tot de openbare weg wordt dan vastgesteld op de datum van afgifte van het Nederlandse kenteken. Indien echter meer dan twee dagen zijn verstreken tussen de afgifte van het buitenlandse kenteken en de daaropvolgende schorsing daarvan wegens verkoop aan een Nederlandse importeur, zoals in casu, wordt de datum van eerste toelating vastgesteld op de datum waarop het buitenlandse kenteken is afgegeven (artikel 3, lid 1, onderdeel h, van Regeling 1995).
De Dienst Wegverkeer, het orgaan dat overeenkomstig de Nederlandse regelgeving belast is met de afgifte van kentekenbewijzen, gaf op 10 januari 1997 een kentekenbewijs af waarop als datum van eerste toetreding tot het verkeer de datum stond vermeld waarop het voertuig voor het eerst in Duitsland in het verkeer was gebracht, in casu 6 augustus 1996. Reden was dat Snellers de auto pas op 13 augustus 1996 van de wederverkoper heeft gekocht (en op 14 augustus 1996 de auto in Nederland had ingevoerd) zodat meer dan twee dagen waren verstreken tussen de afgifte van het Duitse kenteken en de daarop volgende schorsing vanwege verkoop aan Snellers.
Snellers maakte bezwaar bij de Dienst Wegverkeer tegen het besluit om de datum van eerste toetreding tot het verkeer te bepalen op 6 augustus 1996. Volgens Snellers was door dit besluit de waarde van het voertuig gedaald omdat het voertuig nu te beschouwen was als een voertuig van het bouwjaar 1996 en niet van het bouwjaar 1997. Snellers voert aan dat voertuigen al in de lidstaat van herkomst zijn geregistreerd omdat de fabrikant zijn dealers verbiedt niet- geregistreerde voertuigen aan parallel importeurs te verkopen. De Dienst Wegverkeer verklaarde de bezwaren van Snellers ongegrond. Snellers heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Arrondissementsrechtbank te Almelo en heeft uiteindelijk hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Snellers voert twee argumenten aan:
De Raad van State heeft het Hof van Justitie een aantal prejudiciële vragen gesteld over de verenigbaarheid van een nationale regeling als Regeling 1995 met de Securitel richtlijn en de artikelen 30 en 36 EG.
Overwegingen van het Hof Ten aanzien van de Securitel richtlijn heeft het Hof geoordeeld dat:
Daarnaast is volgens het Hof Regeling 1995 wel in strijd met artikel 30 EG. Het Hof oordeelt dat Regeling 1995, alhoewel het formeel geen onderscheid maakt tussen officiële en parallel-importeurs, in de praktijk parallel-importeurs (in casu Snellers) benadeelt. Parallel-importeurs moeten voor het verkrijgen van kentekenbewijzen waarop als datum van eerste toelating tot het verkeer van het voertuig de datum van afgifte van het kentekenbewijs staat vermeld, voldoen aan strenge en moeilijke eisen. Regeling 1995 heeft dus niet dezelfde uitwerking op de verhandeling van voertuigen naargelang ze door erkende distributeurs zijn ingevoerd, dan wel door niet-erkende distributeurs langs parallelle kanalen.
Tenslotte gaat het Hof in op de vraag of Regeling 1995 kan worden gerechtvaardigd. Het is vaste rechtspraak dat belemmeringen van artikel 30 kunnen worden gerechtvaardigd door dwingende vereisten als de bescherming van het verkeersveiligheid (arrest van 5 oktober 1994, Van Schaik, C-55/93, Jurisp. blz. I-4837) en bescherming van het milieu (arrest van 14 juli 1998, Bettati, C-341/95, Jurisp. blz. I-43550). Het is echter aan de nationale rechter om na te gaan of een nationale regeling die een dergelijke belemmering voor parallel-importeurs van voertuigen vormt, wordt gerechtvaardigd door redenen verband houdende met de verkeersveiligheid en/of de bescherming van het milieu.
Korte analyse Van belang is wat onder "technische voorschriften" in de zin van de Securitel richtlijn moet worden verstaan. Onder voorschriften moet men specificaties verstaan. Specificaties zijn omschrijvingen van de vereiste kenmerken van een product (kwaliteitsniveaus, prestatie, veiligheid of afmetingen, met inbegrip van de voorschriften inzake terminologie, symbolen, proefnemingen en proefnemingsmethoden, verpakking, het merken of etiketteren, zoals die op het product van toepassing zijn). Technische specificaties moeten betrekking hebben op het product als zodanig en daarvan is in de Regeling 1995 geen sprake. Het Hof maakt duidelijk dat de bepaling inzake eerste toelating tot de weg geen bepalingen zijn inhoudende technische specificaties omdat dergelijke bepalingen geen omschrijvingen zijn van het product.
Regeling 1995 maakt een onderscheid tussen officiële importeurs en parallel-importeurs (weliswaar niet formeel maar wel naar effect), maar dit onderscheid vormt geen onderscheid naar nationaliteit. Dit brengt met zich mee dat Regeling 1995 (meer specifiek artikel 3, lid 1, onderdeel h) gerechtvaardigd zou kunnen worden door dwingende vereisten van verkeersveiligheid en/of bescherming van het milieu indien de betrokken bepalinge uit Regeling 1995 evenredig (beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit) is aan deze doelstellingen.
Eerste inventarisatie van mogelijke effecten voor beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk De nationale rechter (in casu: de Raad van State) moet nu nagaan of de beperkingen van het vrije verkeer van goederen in de zin van artikel 30 EG gerechtvaardigd kan worden door dwingende vereisten zoals de verkeersveiligheid en bescherming van het milieu. Het is dan ook niet uitgesloten dat de nationale regeling inzake de eerste toelating tot de weg alsnog gerechtvaardigd kan worden. De nationale/verwijzende rechter moet dan ook nagaan of de beperking specifiek voor parallel-importeurs een beperking van vrijheid van goederen met zich meebrengt, of het noodzakelijk is om de verkeersveiligheid te waarborgen en/of het milieu te beschermen en of die beperking evenredig is ten opzichte van de beoogde doelstellingen (eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit). Het Hof geeft wel een enkele aanwijzing: het feit dat een voertuig langer dan twee dagen in een andere lidstaat geregistreerd is geweest verschaft geen enkele aanwijzing over de ouderdom of het gebruik ervan (en dus de veiligheid van het voertuig), en dat die gegevens aan de hand van een technische keuring kunnen worden geverifieerd (en niet aan de hand van een termijn van twee dagen). Ook in de (nieuwe) regeling van 1997 (die Regeling 1995 vervangt) is de zogenaamde 2-dagen eis opgenomen (artikel 3, lid 1, onderdeel h van de Regeling vaststelling datum eerste toelating van voertuigen van 20 februari 1997, hierna te noemen "Regeling 1997"). Als de Raad van State oordeelt dat er wel een ongerechtvaardigde belemmering van vrij verkeer van goederen is, moet worden nagegaan of de huidige Regeling 1997 aangepast moet worden.
De Commissie heeft de Nederlandse regering inmiddels verzocht om aanvullende informatie te verlenen omtrent Regeling 1995 (verzoek van 22 januari 2001). De Nederlandse regering heeft in haar antwoord van 7 februari 2001 haar standpunt neergelegd omtrent de evenredigheid van de regeling van 1997. De Nederlandse regering acht het nog van belang dat bij het vermelden van een datum van eerste toelating op een Nederlandse kentekenbewijs er rekening wordt gehouden met de datum van eerste toelating in een andere EU-lidstaat.
In haar brief draagt de Nederlandse regering de volgende argumenten aan (die overigens grotendeels overeenkomen met haar schriftelijke opmerkingen die ingediend zijn bij het Hof op 7 december 1998):
Nederland is gehouden om alleen voertuigen voor de eerste keer te registreren die voor wat betreft veiligheid en milieu voldoen aan de geldende Europese toelatingseisen. Als er sprake is van een dergelijke eerdere registratie, mag Nederland geen diepgaand technisch onderzoek naar de staat van het voertuig meer instellen, dit heeft namelijk reeds bij de eerdere toelating door de andere lidstaat plaatsgevonden. Het zou ook een vorm van misleiding van de consument zijn als door middel van het kentekenbewijs gesuggereerd zou worden dat het voertuig nieuw, ongebruikt en niet eerder geregistreerd is, terwijl er wel degelijk een eerdere registratie in een andere lidstaat heeft plaatsgevonden. Verder wijst de Nederlandse regering de Commissie erop dat een later tijdstip van eerste toelating gevolgen voor het op grond van EU-regelgeving verplichte periodieke onderzoek op veiligheids- en milieuaspecten (in Nederland de APK). De datum waarop een zodanig onderzoek moet plaatsvinden is immers gekoppeld aan datum van eerste toelating van het voertuig. Daardoor zal het onderzoek op een later tijdstip plaatsvinden dan door de regelgever is bedoeld, met alle gevolgen van dien. Voorts valt op te merken dat in veel contracten van parallel-importeurs met hun leverancier staat bovendien vermeld dat registratie in het land van levering een voorwaarde is voor de daadwerkelijke levering. Om de parallel-importeur in staat te stellen aan deze verplichting te voldoen zonder dat op het kentekenbewijs van het voertuig een tweede registratiedatum wordt vermeld en het voertuig dus als een tweedehandsvoertuig wordt beschouwd, is de twee-dagen termijn ingevoerd. In de praktijk is deze termijn voldoende om het voertuig te registreren en vervolgens weer te schorsen.
De Nederlandse regering heeft erop gewezen dat nu de procedure bij de Raad van State nog niet tot een uitspraak heeft geleid zij geen reden ziet om, vooruitlopend op de te verwachten uitspraak, haar standpunt te wijzigen.
Voorstel voor behandeling De ICER zendt het arrest en het fiche ter kennisneming aan de Minister van Verkeer & Waterstaat. De ICER verzoekt de IWN aan het arrest verdere bekendheid te geven via de departementale notificatie-coordinatoren.