C-333/13 Dano, arrest van het Hof van Justitie van 11 november 2014

Contentverzamelaar

C-333/13 Dano, arrest van het Hof van Justitie van 11 november 2014

Signaleringsfiche
 

Betrokken departementen
Alle

Sleutelwoorden
Vrij verkeer van personen – Burgerschap van de Unie – Gelijke behandeling – Staatsburger van een lidstaat zonder economische activiteit die op het grondgebied van een andere lidstaat verblijft –Richtlijn 2004/38/EG –Artikelen 7, lid 1, sub b, en 24 – Verblijfsrecht van langer dan drie maanden – Voorwaarde van voldoende bestaansmiddelen

Beleidsrelevantie
Op grond van richtlijn 2004/38/EG hebben economisch niet-actieve EU-burgers die langer dan drie maanden maar korter dan vijf jaar in een andere lidstaat verblijven, alleen een verblijfsrecht, als zij over voldoende bestaansmiddelen beschikken om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste komen van het socialebijstandsstelsel van het gastland. Het Hof heeft in dit arrest bepaald dat de gastlidstaat sociale bijstand aan economisch niet-actieven uit andere lidstaten die hun recht op van vrij verkeer alleen uitoefenen om bijstand te ontvangen mag weigeren, als zij geen verblijfsrecht genieten op grond van de richtlijn. Ingevolge het arrest Brey (C-140/12) worden ook bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen in het kader van richtlijn 2004/38/EG als sociale bijstand beschouwd.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Elisabeta Dano en haar in Duitsland geboren zoon Florin bezitten beiden de Roemeense nationaliteit. Zij zijn in 2010 naar Duitsland gekomen en wonen daar in het appartement van een zus van Dano. De zus voorziet in hun onderhoud. Dano ontvangt voor haar zoon maandelijks kinderbijslag en een onderhoudsvoorschot. Zij is niet geschoold en heeft tot dusverre noch in Duitsland, noch in Roemenië werk gezocht of verricht. Een aanvraag voor een basisuitkering voor werkzoekenden wordt door het Jobcenter Leipzig afgewezen, omdat naar Duits recht buitenlanders die Duitsland binnenkomen om sociale bijstand aan te vragen of slechts een verblijfsrecht hebben om werk te kunnen zoeken geen recht op basisuitkeringen hebben. Dano gaat tegen de afwijzing in beroep en de verwijzende rechter stelt het Hof vragen over het beginsel van gelijke behandeling.
Volgens het Hof hebben staatsburgers van andere lidstaten, als het gaat om de toegang tot bepaalde sociale uitkeringen, alleen aanspraak op dezelfde behandeling als staatsburgers van de gastlidstaat, als hun verblijf op het grondgebied van de gastlidstaat voldoet aan de voorwaarden van de richtlijn 2004/38/EG. Bij een verblijf van langer dan drie maanden, maar korter dan vijf jaar (zoals in casu aan de orde) stelt de richtlijn als voorwaarde voor het verblijfsrecht van economisch niet-actieve burgers dat zij over voldoende eigen bestaansmiddelen beschikken. Als aanvaard zou worden dat personen die geen verblijfsrecht genieten krachtens richtlijn 2004/38 dezelfde behandeling moeten krijgen als staatsburgers van de gastlidstaat, zou dit indruisen tegen de doelstelling van de richtlijn om te voorkomen dat economisch niet-actieve EU-burgers een onredelijke belasting vormen voor het socialebijstandsstelsel van de gastlidstaat. Een lidstaat moet dus de mogelijkheid hebben om sociale uitkeringen te weigeren aan economisch niet-actieve EU-burgers die hun recht van vrij verkeer uitoefenen met als enig doel sociale bijstand van een andere lidstaat te ontvangen, terwijl zij niet over voldoende bestaansmiddelen beschikken om aanspraak te maken op een verblijfsrecht. Noch richtlijn 2004/38/EG, noch verordening 883/2004 verzet zich ertegen dat lidstaten deze EU-burgers uitsluiten van het recht op bepaalde niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties, terwijl die prestaties wel worden toegekend aan de staatsburgers van de gastlidstaat die zich in dezelfde situatie bevinden. Wel moet per individueel geval worden vastgesteld of iemand al dan niet voldoet aan de voorwaarde van voldoende eigen bestaansmiddelen. Een aangevraagde uitkering blijft bij die vaststelling buiten beschouwing.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Dit arrest gaat over de situatie waarin een economisch niet-actieve EU-burger zonder eigen bestaansmiddelen naar een andere lidstaat gaat met als enig doel daar sociale bijstand te ontvangen.
Het arrest maakt duidelijk dat alleen als sprake is van een verblijfsrecht in de zin van richtlijn 2004/38 een EU-burger zich in een andere lidstaat kan beroepen op dezelfde behandeling als de onderdanen van de gastlidstaat. Voor economisch niet-actieve EU-burgers stelt richtlijn 2004/38 als voorwaarde voor een verblijfsrecht dat men moet beschikken over voldoende bestaansmiddelen om te voorkomen dat een beroep moet worden gedaan op het sociale bijstandsstelsel van de gastlidstaat. Ingevolge het arrest Brey (C-140/12) worden ook bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen in het kader van richtlijn 2004/38/EG als sociale bijstand beschouwd.
Aan economisch niet-actieve EU-burgers van wie wordt vastgesteld dat zij –zonder de aangevraagde uitkering mee te rekenen- niet beschikken over enig eigen inkomen en dus niet aan de voorwaarden voor een verblijfsrecht voldoen, mag de gastlidstaat dus een sociale uitkering weigeren. In Nederland gaat het dan om een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand en de bijzondere niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen op grond van de Toeslagenwet en de Wajong.

Voorstel voor afdoening
De ICER-H heeft het fiche vastgesteld en zendt dit fiche en het arrest ter kennisgeving aan de leden van het IOWJZ. Indien nodig kan het fiche ter kennisname aan hun Ministers worden doorgeleid. Deze zaak zal samen met de zaken Brey (C-140/12), Alimanovic (C-67/14) en Garcia-Nieto (C-299/14) worden opgenomen in een verzamelfiche nadat het Hof in al deze zaken uitspraak heeft gedaan.

Klik hier voor de volledige dossiers van het Hof van Justitie C-333/13, C-140/12, C-67/14 en C-299/14