C-334/14 De Fruytier

Contentverzamelaar

C-334/14 De Fruytier

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   21 augustus 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   7 september 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   7 oktober 2014
Trefwoorden: btw; gezondheidszorg

Onderwerp
Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag

Verzoekster Nathalie de Fruytier vervoert als zelfstandige voor verschillende ziekenhuizen en laboratoria menselijke organen en bij mensen afgenomen monsters. Onderhavige zaak is de voortzetting van de door haar in 2005 aangespannen zaak om vrijstelling van btw te verkrijgen voor haar activiteiten. In antwoord op de toen voorgelegde prejudiciële vraag (C-237/09) oordeelde het HvJEU dat: ‘Artikel 13, A, lid 1, sub d, van de Zesde richtlijn (…), dat de „levering van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk” vrijstelt van belasting over de toegevoegde waarde, moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op een zelfstandige activiteit van vervoer voor ziekenhuizen en laboratoria van menselijke organen en bij mensen afgenomen monsters’. De nationale zaak is vervolgens toegewezen aan het Hof van Beroep te Bergen, nu de verwijzende rechter. Verzoekster stelt thans dat haar activiteiten, zo niet op grond van artikel 44, dan wel op grond van artikel 13, A, lid 1, sub b van de Zesde RL kunnen worden vrijgesteld. Zij baseert zich daarbij op het arrest in zaak C-76/99 waarin het HvJEU heeft geoordeeld dat, ‘hoewel de in artikel 13 van de RL bedoelde vrijstellingen strikt dienen te worden uitgelegd, die vrijstellingen autonome begrippen van gemeenschapsrecht zijn, die tot doel hebben verschillen in de toepassing van het btw-stelsel tussen de lidstaten te voorkomen’, en voorts dat ‘artikel 13, A, lid 1, sub b, van de Zesde richtlijn geen omschrijving bevat van het begrip handelingen die „nauw samenhangen” met ziekenhuisverpleging en medische verzorging.’ Het HvJEU oordeelde verder dat de overdracht van medische monsters bijkomstig is aan of nauw samenhangt met de analyse.

De verwijzende BEL rechter (Hof van Beroep Bergen) heeft dan ook nadere vragen over de uitleg van artikel 13, A, lid 1, sub b, die luiden als volgt:
1) Verzet artikel 13, A, lid 1, sub b en c, van de Zesde btw-richtlijn zich ertegen dat vervoer van monsters en organen voor medische analyse of medische of therapeutische zorgen dat is uitgevoerd door een zelfstandige derde wiens prestaties in aanmerking komen voor de terugbetaling die de sociale zekerheid verricht ten voordele van ziekenhuizen en laboratoria, wordt vrijgesteld van btw als een handeling die nauw samenhangt met medische handelingen, dit wil zeggen als een handeling die ertoe strekt om ziektes of gezondheidsproblemen te diagnosticeren, te verzorgen en, voor zover mogelijk, te genezen?
2) Kan vervoer van monsters en organen voor medische analyse of medische of therapeutische zorgen dat is uitgevoerd door een zelfstandige derde wiens prestaties in aanmerking komen voor de terugbetaling die de sociale zekerheid verricht ten voordele van ziekenhuizen en laboratoria, worden vrijgesteld van btw overeenkomstig artikel 13, A, lid 1, punten b en c, van de Zesde btw-richtlijn?
3) Dient het begrip „naar behoren erkende inrichtingen van dezelfde aard” in artikel 13, A, lid 1, sub b, van de Zesde btw-richtlijn aldus te worden uitgelegd dat daaronder privéondernemingen vallen die het vervoer organiseren van bij mensen afgenomen monsters met het oog op een medische analyse die noodzakelijk is ter verwezenlijking van de therapeutische doelstellingen die ziekenhuizen en centra voor medische zorg nastreven?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-76/99 CIE/FRA; C-237/09 De Fruytier
Specifiek beleidsterrein: FIN mede VWS

Gerelateerde documenten