C-344/98, Masterfoods Ltd, arrest van 14 december 2000

Contentverzamelaar

C-344/98, Masterfoods Ltd, arrest van 14 december 2000

Datum arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van het Hof van Justitie van 14 december 2000, C-344/98, Masterfoods Ltd/ HB Ice Cream Ltd

Betrokken departementen
Justitie en EZ

Sleutelwoorden
Mededinging - Artikelen 85 en 86 EG-Verdrag (Thans de artikelen 81 en 82 EG) - Parallelle procedures voor nationale en communautaire rechterlijke instanties

Beleidsrelevantie
Het arrest heeft voor de Nederlandse rechter die beslissingen op grond van de artikelen 81 en 82 EG-Verdrag geeft, consequenties. De nationale rechter moet voorkomen dat hij beslissingen neemt die in tegenspraak zijn met een beschikking die de Commissie ter zake heeft gegeven of beoogt te geven. Deze lijn zal naar alle waarschijnlijkheid worden gecodificeerd in de verordening die Verordening 17 inzake mededinging gaat vervangen.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
De Commissie heeft tot taak over de toepassing van de in de artikelen 81 en 82 van het Verdrag neergelegde beginselen inzake het communautaire mededingingsrecht te waken. Daartoe is zij bij uitsluiting bevoegd beschikkingen over de uitzonderingsbepalingen van artikel 81, derde lid, EG-Verdrag af te geven. Met betrekking tot de toepassing van artikel 81, eerste lid, en artikel 82 , deelt zij die bevoegdheid met de nationale rechterlijke instanties (arrest Delimitis, C-234/89, Jur. I-935). Deze verdeling kan aanleiding geven tot uiteenlopende beslissingen op nationaal en communautair niveau. In het onderhavige arrest is daarvan sprake.

Aan de orde was een beslissing van een Ierse rechter over schending van de artikelen 81 en 82 door Masterfoods. De concurrent van Masterfoods, HB, stelde gratis of tegen een geringe vergoeding aan detailhandelaren vrieskisten ter beschikking onder de premisse dat daarin uitsluitend ijs van HB zou worden aangeboden. Dit exclusiviteitsbeding achtte de nationale rechter niet in strijd met het communautaire mededingingsrecht. Masterfoods ging in hoger beroep en diende tevens een klacht in bij de Commissie. De Commissie bepaalde vervolgens bij beschikking van 11 maart 1998 dat HB inbreuk maakte op de artikelen 81 en 82. Van deze beschikking is HB in beroep gegaan bij het Gerecht van Eerste Aanleg (GEA). Dat bracht met zich mee dat zowel voor de Ierse rechter als voor het GEA een identieke zaak liep. De vraag was hoe de nationale rechter hiermee moet omgaan.

Het Hof oordeelt dat ingevolge artikel 249, vierde alinea, EG-Verdrag, een beschikking van de Commissie krachtens de artikelen 81, eerste en derde lid, en 86, EG-Verdrag, verbindend is in al haar onderdelen voor degenen tot wie zij uitdrukkelijk is gericht. Dat brengt met zich mee dat een nationale rechter geen beslissing mag nemen die tegen een beschikking van de Commissie indruist, ook al zou een dergelijke beslissing een bevestiging inhouden van een beslissing van een nationale rechter in eerdere aanleg.

Complicerende factor in deze casus was dat het GEA de tenuitvoerlegging van de beschikking van de Commissie had opgeschort. De vraag was welke gevolgen de nationale rechter aan die schorsing mag verbinden.

Het Hof is kort hierover: handelingen van de gemeenschapsinstellingen worden vermoed rechtsgeldig te zijn zolang zij niet nietig zijn verklaard of ingetrokken (arrest Commissie/BASF, C-137/92P, Jur. I-2555, punt 48). De beslissing in kort geding om op te schorten heeft slechts voorlopige werking en loopt niet vooruit op de rechtspunten op feitelijke punten en maakt evenmin de gevolgen van de beslissing in hoofdgeding bij voorbaat ongedaan. Voor de nationale rechter is de opschorting van het GEA dus niet van belang.

De vraag is wat de nationale rechter kan doen indien geconfronteerd met de onderhavige situatie. Het Hof geeft aan dat de verplichting tot loyale samenwerking met zich meebrengt dat de nationale rechter, om geen beslissing te nemen die indruist tegen een beschikking van de Commissie, de behandeling van de zaak schorst tot een definitieve beslissing van de communautaire rechterlijke instanties op het beroep tot nietigverklaring, tenzij hij van oordeel is dat het in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd is het Hof een prejudiciƫle vraag te stellen over de geldigheid van de beschikking van de Commissie. De nationale rechter dient in dat geval wel te onderzoeken of voorlopige maatregelen moeten worden getroffen teneinde de belangen van partijen tot zijn eindbeslissing te beschermen.

Korte analyse
Dit arrest is in lijn met eerdere rechtspraak van het Hof waarin is geoordeeld dat de nationale rechter gehouden is beslissingen te voorkomen die tegenstrijdig zouden kunnen zijn met een nog te nemen beschikking van de Commissie (arrest Delimitis, eerder aangehaald). Indien de Commissie door middel van een beschikking een inbreuk van de communautaire mededingingsregels heeft geconstateerd, is de nationale rechter aan die beslissing gehouden, ook al is in eerste aanleg en voordat de Commissie een beschikking heeft afgegeven door de nationale rechter anders beslist. Indien de nationale rechter twijfelt over de geldigheid van de beschikking dan dient hij de zaak te schorsen en een prejudiciƫle vraag te stellen of te wachten op de uitkomst van een reeds aangespannen procedure voor de communautaire rechter.

Andersom is de Commissie niet gebonden aan beslissingen van nationale rechters over vermeende inbreuken van het communautaire mededingingsrecht. De verplichting tot loyale samenwerking op dit terrein rust dus op de nationale rechters.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
De loyale samenwerking tussen de lidstaten en de instellingen van de EG brengt met zich mee dat de Nederlandse rechtsprekende organen bij beslissingen op grond van de artikelen 81 en 82 EG-Verdrag steeds na zullen moeten gaan of de Commissie terzake reeds een beschikking heeft afgegeven. Kan zo'n beschikking nog worden afgegeven, dan dient de nationale rechter te voorkomen dat hij beslissingen neemt die in tegenspraak zijn met een beschikking die de Commissie ter uitvoering van de artikelen 81 en 82 EG-Verdrag beoogt te geven. Is evenwel reeds een beschikking afgeven, dan dient de nationale rechter deze te volgen. Deze lijn zal naar alle waarschijnlijkheid worden gecodificeerd in de verordening die Verordening 17 inzake mededinging gaat vervangen.

Voorstel voor behandeling
De ICER zend het fiche en het arrest ter informatie aan de ministers van Justitie en van EZ.