C-345/02, Pearle, arrest van 15 juli 2004
Datum arrest, zaaknummer, partijen Arrest van het Hof van Justitie van 15 juli 2004, zaak C-345/02, Pearle B.V. e.a. tegen het Hoofdbedrijfschap Ambachten.
Betrokken departementen Alle departementen, alle publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties.
Sleutelwoorden Staatssteun - begrip 'staatsmiddelen' - collectieve reclamecampagne - financiering ten laste van ondernemingen in die sector - tussenkomst van publiekrechtelijk lichaam
Beleidsrelevantie Het Hof geeft in dit arrest aan dat heffingsverordeningen van PBO's onder een aantal - niet op voorhand duidelijke - voorwaarden geen staatssteun vormen. Steeds zal in het concrete geval beoordeeld moeten worden of een verordening aan de voorwaarden voldoet.
Samenvatting van feiten, redenering en dictum Op verzoek van de particuliere vereniging van opticiens (NUVO) werd door het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) een heffing opgelegd aan alle opticiens ter bekostiging van een collectieve reclamecampagne voor de gehele optieksector. De bevoegdheid van het HBA vloeit voort uit artikel 93 van de Wet op de bedrijfsorganisatie (verder: WBO), die aan het bedrijfschap een autonome bevoegdheid toekent verordeningen vast te stellen. Pearle B.V. beriep zich bij de burgerlijke rechter onder andere op de strijdigheid van de heffing met het verbod op staatssteun. De Hoge Raad, die in cassatie oordeelde over de vordering van Pearle, stelde de navolgende rechtsvraag aan de orde bij het Hof van Justitie: Is een collectieve reclamecampagne ten gunste van een tak van de economie, die wordt gefinancierd door de opbrengst van een publiekrechtelijke bestemmingsheffing, een steunmaatregel in de zin van het gemeenschapsrecht (artikelen 87 en 88 EG)?
Het Hof antwoordt hierop in ontkennende zin. Het Hof stelt dat het HBA weliswaar een publiekrechtelijk lichaam is, maar dat in casu niet is gebleken dat de reclamecampagne is gefinancierd met middelen waarover het HBA vrijelijk kon beschikken. Integendeel: de middelen zijn ingezameld bij de leden aan wie deze campagne ten goede kwam. De kosten werden dus volledig betaald uit heffingen ten laste van ondernemingen die daarvan profiteerden. Voorts achtte het Hof relevant, dat het initiatief voor de organisatie en de voortzetting van de reclamecampagne is uitgegaan van de NUVO, de particuliere vereniging van opticiens, en niet van het HBA zelf.
Korte analyse In dit arrest richt het Hof zich uitsluitend op het eerste element voor staatssteun dat uit artikel 87, eerste lid, voortvloeit: is er sprake van 'staatsmiddelen'? Het Hof concludeert uit een aantal omstandigheden dat niet is voldaan aan het element 'staatsmiddelen' en dat de verordening daarom geen steunmaatregel inhoudt. Het Hof noemt daarbij de volgende omstandigheden:
Opmerkelijk is, dat het Hof een PBO, die juridisch onderdeel van de Staat is, in casu als uitvoerder van de wil van het georganiseerde bedrijfsleven beschouwt. Pure hantering van het organieke criterium 'onderdeel van de Staat dus staatsmiddelen' gaat niet op (zie ook het arrest van het Hof van 16 mei 2002, Stardust Marine, zaak C-482/99). Er moet steeds beoordeeld worden of de Staat daadwerkelijk inmenging heeft gehad of slechts uitvoerder is.
Onduidelijk is, welk gewicht aan de diverse omstandigheden die het Hof heeft genoemd toegekend moet worden. De volgende opmerkingen kunnen daarbij worden geplaatst:
Geconcludeerd moet worden dat het arrest vragen oproept die in latere jurisprudentie van het Hof beantwoord zullen moeten worden.
Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau Verordeningen van PBO's die dezelfde kenmerken vertonen als de verordening waarvan in de Pearle-zaak sprake was, vormen geen staatssteun en behoeven dus niet voor de vaststelling ervan bij de Europese Commissie ter goedkeuring te worden aangemeld. Of een PBO-verordening voldoet aan de voorwaarden die het Hof in Pearle heeft gesteld, zal per geval moeten worden beoordeeld. Onduidelijk is echter welk gewicht het Hof heeft toegekend aan de verschillende voorwaarden. Of er sprake is van staatsmiddelen indien de middelen door de bedrijfstak zelf zijn opgebracht via een door een bedrijfslichaam vastgestelde heffing op alle bedrijven die tot de bedrijfstak behoren, is nog niet duidelijk. Overigens beschouwt de Europese Commissie de in het arrest genoemde voorwaarden, blijkens haar beschikking inzake de Belgische sectorfondsen van 20 oktober 2004, als cumulatieve criteria. Dit is echter niet evident juist. De jurisprudentie op dit punt is niet eenduidig. Nader zal moeten worden uitgekristalliseerd wat bijkomende en wat kernvoorwaarden zijn. Wellicht kan het arrest in de zaak Kuipers meer duidelijkheid bieden.
Voorstel voor behandeling De ICER zendt het fiche ter kennisneming aan het ISO, aan de SER en en aan alle ministers, met het verzoek het fiche door te geleiden naar de PBO's die op hun beleidsterrein actief zijn.