C-352/25 EOS Matrix

Contentverzamelaar

C-352/25 EOS Matrix

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     11 augustus 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     28 september 2025

Trefwoorden: oneerlijke bedingen, consumentenovereenkomsten, definitie beding, rentevoet

Onderwerp: Richtlijn 93/13 (betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten): artikel 3, lid 1 en artikel 6, lid 1. 

Verwerende partij sloot samen met een mededebiteur in 2013 een consumentenovereenkomst met de bank ‘Parva Investitsionna’. Verwerende partij stelt dat de door de bank gehanteerde variabele rente een oneerlijk beding vormt, omdat er geen objectieve criteria worden gebruikt voor de renteberekening. Op basis van het Bulgaarse recht worden oneerlijke bedingen van variabele rente omgezet in bedingen van vaste rente, mogelijk voorbijgaand aan de wil van de consument. De Bulgaarse rechter vraagt het Hof of deze praktijk in overeenstemming is met het Unierecht en vraagt om uitleg van het begrip ‘beding’ in de zin van artikel 3, lid 1 van richtlijn 93/13. 

Prejudiciële vragen: 
1. Moet het begrip „beding [clausule] in een overeenkomst” in artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, mede gelet op de vereisten die op grond van artikel 4, lid 1, van deze richtlijn aan de rechterlijke beoordeling worden gesteld, aldus worden uitgelegd dat het ziet op een afspraak tussen de consument en de verkoper die noodzakelijkerwijs moet zijn vervat in een afzonderlijke zin of afzonderlijk tekstdeel (punt, letter, afdeling) van de schriftelijke overeenkomst tussen beiden, of moet het worden uitgelegd als een afspraak die de gezamenlijke wil [van de partijen] weerspiegelt, ongeacht de formele vorm ervan, ook wanneer deze voortvloeit uit de uitlegging van verschillende tekstdelen van de schriftelijke overeenkomst, en volgens welke criteria wordt deze grens getrokken? 
2. Moet artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale rechtspraak volgens welke, wanneer een consumentenkredietovereenkomst een beding bevat dat voorziet in een variabele rentevoet die is vastgesteld als som van een vast en een variabel bestanddeel, zonder objectieve criteria voor de berekening van de variabele component in te voeren, en dit beding daarom als oneerlijk wordt aangemerkt, deze overeenkomst jegens een consument, die zich voor de rechter niet uitdrukkelijk over de gevolgen van dit beding heeft uitgelaten, kan worden toegepast, waarbij de rentevoet die op het tijdstip van de verstrekking van de lening op de leningsovereenkomst van toepassing is, ten belope van de som van beide bestanddelen als vaste rentevoet wordt gehandhaafd, indien deze in de overeenkomst duidelijk is becijferd?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-520/21 Bank M.; C-300/23 Bank M.


Specifiek beleidsterrein: EZ
 

Gerelateerde documenten