C-356/22 Pro Rauchfrei  

Contentverzamelaar

C-356/22 Pro Rauchfrei  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    2 augustus 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    19 september 2022

Trefwoorden: verkoop tabaksproducten, verkoopautomaten, sigarettenverpakkingen

Onderwerp

Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van richtlijn 2001/37/EG

Feiten:

Verweerder exploiteert supermarkten die bij de verkoop van sigaretten gebruikmaken van verkoopautomaten. De in de verkoopautomaten opgeslagen sigarettenverpakkingen zijn hierbij niet zichtbaar voor klanten, waarbij de afbeeldingen op de productkeuzetoetsen op de automaat enkel de verschillende sigarettenmerken afbeelden, zonder de wettelijk voorgeschreven gezondheidswaarschuwingen. Besluit een klant sigaretten te willen kopen, komt deze na het indrukken van de juiste toets via het uitwerpsysteem van de automaat op de kassaband terecht. Pas op dat moment ziet de klant de verpakking met bijbehorende gezondheidswaarschuwingen. Verzoeker bestempelt het aanbieden van sigaretten door middel van de door verweerder gebruikte verkoopautomaten als oneerlijk, onder meer omdat de wet wordt overtreden door schending van het verbod op het verbergen van de op de sigarettenverpakkingen aangebrachte gezondheidswaarschuwingen en wegens misleidende nalatigheid door het onthouden van informatie die voor de consument van wezenlijk belang is.

Overweging:

De verwijzende rechter heeft bij beslissing van 25-06-2020 het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing met betrekking tot vier vragen. Het Hof heeft deze vragen bij arrest van 09-12-2021 (C-370/20) beantwoord, maar is enkel ingegaan op vraag 3 en 4. De verwijzende rechter heeft hierna opnieuw de behandeling van de zaak geschorst en het Hof wederom verzocht om een prejudiciële beslissing. Immers, de primaire vordering hangt af van de beantwoording van de eerste en de tweede prejudiciële vraag waarbij de uitkomst van de subsidiaire vordering en de daartoe gestelde derde en vierde prejudiciële vraag alleen van doorslaggevend belang is indien de beantwoording van de eerste en de tweede prejudiciële vraag ertoe leidt dat de primaire vordering ongegrond is.

Prejudiciële vragen:

1. Strekt het begrip „in de handel brengen” in de zin van artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40/EU zich uit tot het aanbieden van tabaksproducten via verkoopautomaten waarbij de sigarettenverpakkingen, die zijn voorzien van de wettelijk voorgeschreven gezondheidswaarschuwingen, in eerste instantie onzichtbaar voor de consument in voorraad worden gehouden en de gezondheidswaarschuwingen pas zichtbaar worden zodra de klant de eerder door het kassapersoneel ontgrendelde automaat heeft bediend en de sigarettenverpakking nog vóór het betalingsproces op de kassaband wordt uitgeworpen?

2. Strekt het in artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40/EU neergelegde verbod om de gezondheidswaarschuwingen „door andere zaken te verbergen” zich mede uit tot het geval waarin de presentatie van producten via een automaat tot gevolg heeft dat de verpakking van het tabaksproduct in haar geheel aan het zicht wordt onttrokken?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:(283/81), (C-452/14); (C-561/19), (C-219/20).

Specifiek beleidsterrein: VWS

Gerelateerde documenten