C-358/25 Mazewicz
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 11 augustus 2025 Schriftelijke opmerkingen: 28 september 2025
Trefwoorden: vennootschapsrecht, handelsregister, dwangprocedures, ambtshalve handelingen rechter
Onderwerp: Richtlijn 2017/1132 (bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht): overwegingen 8 en 33 en artikel 14, onder d), artikel 15, lid 1, artikel 16, lid 3 en artikel 17, lid 1; Handvest van de grondrechten EU: artikel 47; Richtlijn 2015/25 (wijziging richtlijn 2017/1132): overweging 22.
Verzoeker ‘M.O.’, voormalig bestuurder van een stichting, probeert sinds 2020 zijn gegevens uit het handelsregister te laten verwijderen. Zijn verzoek werd afgewezen omdat alleen de rechtspersoon zelf hiertoe bevoegd is op grond van nationaal recht. Een daaropvolgende dwangprocedure leidde tot niets. Na vier jaar wilde M.O. klagen over de buitensporige duur van de procedure, maar het nationale recht kent die bevoegdheid alleen toe aan de rechtspersoon of een partij in de procedure. De Poolse rechter vraagt het Hof nu om uitleg van de Unierechtelijke normen voor de in het handelsverkeer fundamentele proceduregels voor de bijwerking van de registreerde informatie van vennootschappen.
Prejudiciële vragen:
1) Staan artikel 14, onder d), artikel 15, lid 1, artikel 16, lid 3, artikel 17, lid 1, en de overwegingen 8 en 33 van richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht en overweging 22 van richtlijn (EU) 2025/25 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2024 tot wijziging van de richtlijnen 2009/102/EG en (EU) 2017/1132 wat betreft de verdere uitbreiding en modernisering van het gebruik van digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht in de weg aan artikel 24 van de Ustawa o Krajowym Rejestrze Sądowym (wet op het nationale register houdende onder andere het handelsregister) van 20 augustus 1997 (Dz.U.2024.0.979), voor zover deze bepaling niet waarborgt dat vennootschappen en stichtingen informatie over het ontslag van hun bestuursleden tijdig bijwerken en effectief in het handelsregister bekendmaken, terwijl gerechtelijke procedures waarbij deze in het register ingeschreven entiteiten worden gedwongen de gegevens bij te werken niet effectief zijn, en ambtshalve handelingen van de rechter alleen toegestaan zijn in gevallen waarin dit vanuit het oogpunt van de veiligheid van het handelsverkeer gerechtvaardigd is en de registerrechter oordeelt dat de door te halen gegevens relevant zijn?
2) Staan artikel 14, onder d), artikel 15, lid 1, artikel 16, lid 3, artikel 17, lid 1, en de overwegingen 8 en 33 van richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht, overweging 22 van richtlijn (EU) 2025/25 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2024 tot wijziging van de richtlijnen 2009/102/EG en (EU) 2017/1132 wat betreft de verdere uitbreiding en modernisering van het gebruik van digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht alsmede artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de weg aan artikel 24 van de Ustawa o Krajowym Rejestrze Sądowym van 20 augustus 1997 (Dz.U.2024.0.979), artikel 6943 , lid 1, van de Ustawa - Kodeks postępowania cywilnego (wet houdende het wetboek van burgerlijke rechtsvordering) van 17 november 1964 (Dz.U.2024.1568) en artikel 3, lid 2, van de Ustawa o skardze na naruszenie prawa strony do rozpoznania sprawy w postępowaniu przygotowawczym prowadzonym lub nadzorowanym przez prokuratora i postępowaniu sądowym bez nieuzasadnionej zwłoki (wet op grond waarvan een klacht kan worden ingediend in geval van schending van het recht van een partij op tijdige behandeling van de zaak gedurende het vooronderzoek onder leiding of toezicht van een openbare aanklager of gedurende de gerechtelijke procedure) van 17 juni 2004, voor zover deze regelingen voormalige bestuursleden van vennootschappen en stichtingen het recht ontnemen om een verzoek tot wijziging van de geregistreerde gegevens in te dienen, en daarmee ook het recht om een klacht vanwege de buitensporig lange duur van de registerprocedure in te dienen, alsmede het effectieve recht op toegang tot de rechter in registerprocedures die aanhangig worden gemaakt om hun gegevens in het register door te halen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -
Specifiek beleidsterrein: EZ