C-359/25 Delevris

Contentverzamelaar

C-359/25 Delevris

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     7 augustus 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     24 september 2025

Trefwoorden: sociale zekerheidsstelsel, discriminatie op grond van leeftijd, pensioen

Onderwerp: Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep.

Deze zaak gaat om een Griekse regeling op grond waarvan diplomatiek personeel van de overheid (in casu van het ministerie van Buitenlandse Zaken) bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd uit dienst moeten treden als zij een periode van 35 dienstjaren hebben gewerkt. Deze pensioensleeftijd is bij het vervullen van de voorwaarden 65 jaar, en voor de anderen, bijvoorbeeld degenen die nog geen 35 dienstjaren hebben gehad, 67 jaar. Het is de vraag of richtlijn 2000/78 (gelijke behandeling in arbeid en beroep) zich verzet tegen deze nationale regeling.

Prejudiciële vragen: 
Verzet richtlijn 2000/78/EG zich tegen een wettelijke bepaling als artikel 98, lid 1, van [de wet betreffende] de Organisatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken (wet 3566/2007), die bepaalt dat medewerkers van de diplomatieke dienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken verplicht uittreden zodra zij daadwerkelijk een periode van 35 dienstjaren voor de pensioenberekening in openbare dienst zijn geweest, echter niet voordat zij de leeftijd van 65 jaar en niet nadat zij de leeftijd van 67 jaar hebben bereikt, op de grond dat deze bepaling discriminerend is voor medewerkers van de diplomatieke dienst die bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd uittreden omdat zij dan daadwerkelijk een periode van 35 dienstjaren voor de pensioenberekening in openbare dienst zijn geweest 
- in vergelijking met medewerkers van de diplomatieke dienst die verplicht uittreden bij het bereiken van de 67-jarige leeftijd omdat zij nog niet daadwerkelijk een periode van 35 dienstjaren voor de pensioenberekening in openbare dienst zijn geweest; 
- in vergelijking met medewerkers van de diplomatieke dienst die de 65-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en derhalve niet verplicht zijn de dienst te verlaten; 
- in vergelijking met het civiele overheidspersoneel en het personeel van publiekrechtelijke rechtspersonen, de hoogste rangen van de rechterlijke macht en hoogleraren aan academische onderwijsinstellingen, die verplicht uittreden bij het bereiken van de 67-jarige leeftijd, ongeacht of zij bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd of op een ander moment daadwerkelijk een periode van 35 dienstjaren voor de pensioenberekening in openbare dienst zijn geweest?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-411/05 Palacios de la Villa; C-159/10 en C-160/10 Fuchs en Köhler; C-141/11.

Specifiek beleidsterrein: SZW