C-360/09, Pfleiderer AG tegen Bundeskartellamt, arrest van 14 juni 2011

Contentverzamelaar

C-360/09, Pfleiderer AG tegen Bundeskartellamt, arrest van 14 juni 2011

C-360/09, Pfleiderer AG tegen Bundeskartellamt, arrest van 14 juni 2011

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 juni 2011, in zaak C-360/09, Pfleiderer AG tegen Bundeskartellamt

Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Betrokken departementen: EL&I, V&J, I&M

Sleutelwoorden
Mededinging- Administratieve procedure – In kader van nationaal clementieprogramma verstrekte documenten en inlichtingen - Eventuele schadelijke gevolgen van toegang door derden tot dergelijke documenten op werkzaamheid en goede werking van samenwerking tussen autoriteiten van Europees netwerk van mededingingsautoriteiten

Beleidsrelevantie
Verordening (EG) nr. 1/2003 bevat regels over de decentrale handhaving van het Unierechtelijke mededingingsrecht. Deze verordening noch andere Unierechtelijke regelingen voorzien in dwingende regels ter zake van het geheel of gedeeltelijk openbaren van documenten betreffende clementieprocedures door nationale mededingingsautoriteiten. Dit speelt vooral wanneer informatie vrijwillig is verstrekt door deelnemers aan kartels in het kader van nationale clementieprogramma’s (ter verkrijging van boete-immuniteit of boetevermindering).
Voor zover op grond van nationale regels omtrent openbaarheid door derden wordt verzocht om dergelijke documenten ter voorbereiding van mogelijke schadevergoedingsacties moet de nationale rechter dit per geval beoordelen. Daarbij dient hij het belang van het waarborgen van de toepassing van de mededingingsregels door de mogelijkheid van een schadevergoeding af te wegen tegen het belang van de bescherming van de door de clementieverzoeker vrijwillig verstrekte inlichtingen moeten worden afgewogen.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Op 21 januari 2008 heeft de Duitse mededingingsautoriteit, het Bundeskartellamt (hierna: BKartA), boetes opgelegd aan drie producenten van decorpapier voor het maken van prijsafspraken en het stilleggen van productiecapaciteit van decorpapier. De boetes zijn mede gebaseerd op gegevens uit documenten die door één van de producenten vrijwillig aan het BKartA waren verstrekt ter verkrijging van boete-immuniteit (het zogenoemde ‘clementieverzoek’). Pfleiderer AG, groot afnemer van decorpapier en gedupeerde van het kartel, verzocht het BKartA om verstrekking van deze documenten. Met deze documenten hoopt Pfleiderer een procedure te starten tegen de drie producenten ter verkrijging van schadevergoeding.
In het beroep tegen de weigering van toegang tot de gewraakte documenten, vraagt de verwijzende rechter zich af of het - uit Verordening (EG) nr. 1/2003 voortvloeiende - stelsel van samenwerking en informatie-uitwisseling tussen mededingingsautoriteiten zich verzet tegen inzage in vrijwillig verstrekt clementiemateriaal aan benadeelden van kartels.
Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Het Hof overweegt enerzijds dat nationale clementieprogramma’s nuttige instrumenten zijn bij de doeltreffende bestrijding teneinde inbreuken op de mededingingsregels op te sporen en beëindigen. Daarbij wijst het Hof wel op het belang van bescherming van de door clementieverzoekers vrijwillig verstrekte informatie, omdat gebreken in die bescherming een ontmoedigend effect kunnen hebben op het doen van clementieverzoeken. Anderzijds benadrukt het Hof dat het recht van benadeelden op schadevergoeding eveneens bijdraagt aan een daadwerkelijke toepassing van de mededingingsregels in de Unie. Bij gebreke van een dwingende Unieregeling over het recht van toegang tot documenten betreffende clementieprocedures is het aan de lidstaten om regels voor het recht van toegang vast te stellen en toe te passen. Het Hof stelt daarbij voorop dat het verkrijgen van schadevergoedingen niet onmogelijk of uiterst moeilijk mag worden (doeltreffendheidsbeginsel). Daarbij dient de nationale rechter per geval de belangen die de mededeling van de inlichtingen rechtvaardigen (recht op schadevergoeding door de benadeelden van kartels) af te wegen tegen de bescherming van de door de clementieverzoeker vrijwillig verstrekte inlichtingen (doeltreffendheid bestrijding inbreuk op mededingsregels door clementieprogramma).

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Zolang er geen dwingende Unierechtelijke regeling van het recht van toegang van benadeelden van een kartel tot documenten betreffende clementieprocedures is, is het aan de lidstaten om deze vast te stellen en toe te passen en aan nationale rechters om de afweging te maken of informatie die door een clementieverzoeker is verstrekt aan een derde mag worden verschaft ten behoeve van schadevergoedingsacties. Bij die afweging moet rekening worden gehouden met zowel de doeltreffendheid van clementieprogramma’s als het recht van benadeelden op schadevergoeding en daarmee de handhaving van de mededingingsregels in de Unie. Dit kan ten eerste tot effect hebben dat zowel nationale mededingingsautoriteiten als de Europese Commissie minder snel informatie uitwisselen - en dus samenwerken - bij de toepassing van hun handhavingsbevoegdheden omdat de vertrouwelijkheid van vrijwillig verstrekte documenten door de clementieverzoeker minder gegarandeerd kan worden. Verder kan de effectiviteit van nationale clementieprogramma’s verminderen. De mogelijkheid dat derden toegang wordt verschaft tot verklaringen waarin een inbreuk op het Unierechtelijke mededingingsrecht wordt erkend, kan een ontmoedigend effect hebben op het doen van clementieverzoeken. Beide gevolgen frustreren een effectieve handhaving van het mededingingsrecht. De uitspraak sluit het risico niet uit dat nationale rechters verschillend oordelen over toegang tot vrijwillig verstrekt clementiemateriaal.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en arrest ter kennisname aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie met het verzoek om het door te sturen naar de Nederlandse Mededingingsautoriteit, aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Infrastructuur en Milieu. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.