C-372/04, Watts, arrest van 16 mei 2006

Contentverzamelaar

C-372/04, Watts, arrest van 16 mei 2006

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 16 mei 2006, in de zaak C-372/04, Watts tegen Bedford Primary Care Trust e.a.

Betrokken departementen

VWS, SZW en EZ

Sleutelwoorden

Sociale zekerheid – Nationaal gezondheidsstelsel door de overheid uit Rijksmiddelen gefinancierd – Ziektekosten in een andere lidstaat gemaakt – Artikelen 49 EG en 152, lid 5, EG – Artikel 22 van Verordening 1408/71

Beleidsrelevantie

Toestemming voor intramurale zorg in het buitenland kan niet zonder meer worden geweigerd op de grond dat wachttijden voor een medische behandeling worden gebruikt om de kosten van de gezondheidszorg te reguleren en beheersen. Hoewel het EG-Verdrag expliciet vermeld dat de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor de organisatie en verstrekking van gezondheidsdiensten volledig wordt geëerbiedigd, kunnen andere bepalingen van het EG-Verdrag lidstaten niettemin verplichten het sociale zekerheidsstelsel aan te passen zonder dat daarmee de soevereine bevoegdheid ter zake wordt aangetast.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Watts leed aan ernstige artritis en vroeg Bedford Primary Care Trust (Bedford PCT) om toestemming om zich in Frankrijk te laten opereren vanwege de lange wachttijd in Engeland. Tot twee keer toe werd deze toestemming op grond van artikel 22 van Verordening 1408/71, lid 1, sub c-i, geweigerd, nu Watts volgens Bedford PCT tijdig in eigen land kon worden geopereerd. Watts besloot de operatie in Frankrijk te ondergaan, waarna zij verzocht om terugbetaling van de kosten van de operatie.

Het Hof overweegt dat het vereiste van een voorafgaande toestemming voor de vergoeding van een ziekenhuisbehandeling in een andere lidstaat een beperking van het vrij verrichten van diensten is. Deze beperking wordt echter gerechtvaardigd door het streven om de uitgaven in de gezondheidszorg te beheersen en om een evenwichtig aanbod van kwaliteitszorg te bieden door planning van de beschikbare ziekenhuiscapaciteit. Bij een langdurige wachttijd voor een ziekenhuisbehandeling, kan de toestemming alleen worden geweigerd als kan worden aangetoond dat de lengte van deze wachttijd aanvaardbaar is op grond van een objectieve medische beoordeling en de klinische behoefte van de patiënt. Het Hof noemt een aantal factoren waarmee rekening moet worden gehouden. Verder overweegt het Hof dat de verplichting om een in een andere lidstaat gegeven ziekenhuisbehandeling te vergoeden, ook geldt voor een nationaal gezondheidsstelsel dat deze behandeling gratis verstrekt. Tot slot overweegt het Hof dat de verplichting van een bevoegd orgaan om aan een patiënt toestemming te verlenen om op kosten van dat orgaan een ziekenhuisbehandeling in een andere lidstaat te ondergaan, wanneer de wachttijd langer dan aanvaardbaar is, niet in strijd is met het bepaalde in artikel 152, lid 5, EG. Deze bepaling inzake de eerbiediging van de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor de organisatie en verstrekking van gezondheidsdiensten, sluit namelijk niet uit dat lidstaten op grond van een andere verdragsbepaling of andere communautaire maatregelen verplicht zijn hun nationale zekerheidsstelsels aan te passen, zonder dat echter kan worden gezegd dat daardoor hun soevereine bevoegdheid ter zake wordt aangetast.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten

Het arrest heeft geen effect voor de Nederlandse wet- en regelgeving. De Zorgverzekeringswet kent geen toestemmingseis voor zorg in het buitenland en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kent wel een dergelijke eis voor intramurale zorg, maar geen systeem om zonder rekening te houden met de individuele omstandigheden van de patiënt met wachtlijsten de kosten te beheersen. Het arrest maakt duidelijk dat er Europeesrechtelijk géén onderscheid gemaakt wordt in de wijze van financiering van de gezondheidszorg: door een verzekeringssysteem of door een voorzieningensysteem rechtstreeks bekostigd uit overheidsmiddelen.

Voorstel voor behandeling

De ICER zendt het fiche en het bijbehorend arrest ter kennisneming aan de ministers van EZ, SZW en VWS. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.