C-376/02, Goed Wonen, arrest van 26 april 2005

Contentverzamelaar

C-376/02, Goed Wonen, arrest van 26 april 2005

Signaleringsfiche Goed Wonen

Datum arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van het Hof van Justitie van 26 april 2005, C-376/02, Stichting "Goed Wonen" tegen Staatssecretaris van Financiën

Betrokken departementen
FIN, JUS

Sleutelwoorden
Omzetbelasting - Zesde richtlijn (77/388/EEG) - aftrek van voorbelasting - wijziging van nationale wetgeving - terugwerkende kracht - vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel.

Beleidsrelevantie
De uitspraak van het Hof van Justitie maakt duidelijk dat het Europese recht er in sommige situaties niet aan in de weg staat dat bij uitzondering en onder bepaalde voorwaarden (fiscale) wetgeving met terugwerkende kracht wordt gewijzigd. In deze zaak was terugwerkende kracht toegestaan omdat zonder terugwerkende kracht het risico zou bestaan dat op grote schaal financiële constructies zouden worden ingevoerd. Het Hof stelde verder als voorwaarde dat de belastingplichtigen duidelijk over de op handen zijnde wijziging en de terugwerkende kracht dienen te worden geïnformeerd opdat zij kunnen begrijpen welke gevolgen deze voor hun handelen zullen hebben.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Deze zaak betreft een wijziging met terugwerkende kracht van de Wet op de omzetbelasting. Hoewel de wijzigingswet eind 1995 van kracht werd, bepaalde de wet dat deze in werking zou treden op het tijdstip waarop de inhoud van de wet door middel van een persbericht was aangekondigd (maart 1995). Door deze wetsherziening kreeg de Stichting Goed Wonen een naheffing opgelegd. De Stichting Goed Wonen meent dat deze maatregel onverenigbaar is met het Gemeenschapsrecht en start een procedure. De Hoge Raad vraagt het Hof of de terugwerkende kracht verenigbaar is met de Zesde BTW-richtlijn en met het Europeesrechtelijke vertrouwens- en rechtzekerheidsbeginsel.

Het Hof van Justitie oordeelt allereerst dat een wijziging van de Wet op de omzetbelasting als omzetting van een BTW-richtlijn, dient te voldoen aan het Europese rechtszekerheidsbeginsel. Verder overweegt het Hof dat het rechtszekerheidsbeginsel zich in het algemeen verzet tegen terugwerkende kracht. Op dit beginsel mag alleen inbreuk worden gemaakt als dit voor een doel van algemeen belang noodzakelijk is en wanneer het rechtmatige vertrouwen van belanghebbenden naar behoren in acht genomen wordt.

In deze zaak besloot de Nederlandse wetgever tot terugwerkende kracht, omdat de vrees bestond dat zonder terugwerkende kracht op grote schaal financiële constructies in het leven zouden worden geroepen in de periode tussen het wijzigingsbesluit en de inwerkingtreding van het besluit. Het Hof lijkt die vrees in dit geval terecht en oordeelt dat de voorkoming van dergelijke constructies een doel van algemeen belang kan vormen. Het is aan de nationale rechter om in concrete gevallen het risico van financiële constructies te beoordelen.

Wat betreft het gewettigd vertrouwen van de belastingplichtige moet worden gekeken naar de informatiemethoden die normaliter in een lidstaat worden gebruikt en de omstandigheden van het concrete geval. Het is aan de nationale rechter om te beoordelen of zoals in dit geval bijvoorbeeld het persbericht de belastingplichtige voldoende duidelijk informeert, zodat deze (tijdig) kan begrijpen wat de gevolgen van de voorgenomen wijziging voor zijn handelen zijn.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
In deze zaak gaat het om de vraag of het Europese recht (hier: het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel) in de weg staat aan de terugwerkende kracht van implementatiewetgeving. Afgewacht zal moeten worden hoe de Hoge Raad aan de hand van de door het Hof gegeven criteria zal oordelen over de terugwerkende kracht. Duidelijk is in ieder geval dat wanneer bestrijding van ongewenst gebruik van fiscale wetgeving in het geding is en wetswijzigingen en de terugwerkende kracht daarvan voldoende duidelijk worden aangekondigd, toekenning van terugwerkende kracht onder omstandigheden verenigbaar is met het gemeenschapsrecht.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan alle ministers. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.