C-378/18

Contentverzamelaar

C-378/18

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    25 juli 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    11 september 2018

Trefwoorden: steun; verjaring; landbouw

Onderwerp:
-           Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen;
-           Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;

Feiten:

In het kader van de terugvordering van areaalsteun bestaat er tussen partijen nog een geschil over de verjaring van een sanctie. Verzoeker was landbouwer en heeft in mei 2000 en 2001 voor beide verkoopseizoenen areaalsteun aangevraagd op grond van de steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen. Verweerster heeft de aangevraagde areaalsteun toegekend en heeft deze in beide gevallen nog in het jaar van indiening van de steunaanvraag uitbetaald. Tijdens een controle in januari 2006 heeft verweerster onregelmatigheden vastgesteld in de gegevens over de braakgelegde oppervlakten. Verweerster heeft bij besluit van 23.07.2007 onder meer de toekenningsbesluiten voor de jaren 2000 en 2001 gedeeltelijk ingetrokken en het teveel betaalde bedrag teruggevorderd (artikel 9(2) van verordening 3887/92). Bij de berekening daarvan is zij ervan uitgegaan dat er, als sanctie voor de overdeclaratie van de braakgelegde oppervlakten, in het geheel geen steun hoefde te worden verleend. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. In de beroepsprocedure heeft hij zowel de intrekking van de toekenningen als de terugvorderingen aanvaard voor zover zij niet op de sanctie zijn gebaseerd. Wat de resterende terugvordering op grond van de sanctie betreft, heeft de appelrechter het besluit van 23.07.2007 ingetrokken. De sanctie zou zijn verjaard aangezien meer dan vier jaar is verstreken tussen de betaling van de steun en de datum waarop de bevoegde autoriteit na de controle aan verzoeker heeft meegedeeld dat de steun ten onrechte was toegekend. Verweerster heeft tegen dit arrest beroep in Revision ingesteld.

Overweging:

Terwijl in artikel 49(5) van verordening 2419/2001 wordt gepreciseerd wanneer de verjaringstermijn ingaat, wordt daarover in artikel 49(6) van dezeverordening niet uitdrukkelijk iets gezegd. Uit de overwegingen kan op dit punt niets worden afgeleid. Indien de regeling van artikel 3(1) van verordening  2988/95 van toepassing zou zijn in het kader van artikel 49(6) van verordening 2419/2001, dan zou de verjaring los van de vervolgvragen niet voltooid zijn. Tegen deze achtergrond rijst de eerste prejudiciële vraag. De vervolgvragen worden gesteld voor het geval dat artikel 3(1) van verordening 2988/95 niet van toepassing is.

Prejudiciële vragen:

1. Begint de verjaringstermijn als bedoeld in artikel 49, lid 6, van verordening (EG) nr. 2419/2001 te lopen vanaf de betaling van de steun of wordt het begin van deze verjaringstermijn bepaald door artikel 3, lid 1, van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95, in dit geval de tweede alinea, eerste volzin, van dit artikellid?

2. Zijn de verjaringsregelingen van artikel 49, lid 6, van verordening (EG) nr. 2419/2001 en van artikel 3, lid 1, van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 bepalingen waarin administratieve sancties zijn vastgesteld, zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, tweede volzin, van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95?

3. Kan de in artikel 52 bis van verordening (EG) nr. 2419/2001 neergelegde regeling inzake de retroactieve toepassing van de verjaringsregeling van artikel 49, lid 5, van verordening (EG) nr. 2419/2001 overeenkomstig worden toegepast op artikel 49, lid 6, van verordening (EG) nr. 2419/2001?

Ingeval artikel 3, lid 1, tweede alinea, eerste volzin, van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van toepassing is (eerste vraag), hoeven de volgende vragen niet te worden beantwoord. Ingeval dit artikel niet van toepassing is, is de derde vraag zonder voorwerp indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord.

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Firma Ernst Kollmer Fleischimport- und export C-59/14; FranceAgriMer C-670/11; Gerken C-295/02; Jager C-420/06; Toshiba Corporation e.a. C-17/10; Berlusconi e.a. C-387/02, C-391/02 en C-403/02; Giencore Cereales France C-584/15;

Specifiek beleidsterrein: EZK; LNV;