C-380/98, University of Cambridge, arrest van 3 oktober 2000

Contentverzamelaar

C-380/98, University of Cambridge, arrest van 3 oktober 2000

Datum arrest, zaaknummer, partijen
HvJEG van 3 oktober 2000, zaak C-380/98, The Queen en H.M. Treasury, University of Cambridge

Betrokken departementen
Alle departementen (gemeenten en andere territoriale lichamen, VNG, IPO en publiekrechtelijke instellingen)

Sleutelwoorden
Overheidsopdrachten, publiekrechtelijke instelling, financiering, in hoofdzaak

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Het Britse Ministerie van Financiën had de universiteit van Cambridge evenals andere universiteiten op de lijst van publiekrechtelijke instellingen gehandhaafd (bijlage I bij richtlijn 93/37). Volgens de richtlijn moeten publiekrechtelijke instellingen als aanbestedende diensten worden beschouwd indien onder meer " de activiteiten in hoofdzaak door de staat, de territoriale of andere publiekrechtelijke instellingen worden gefinancierd".

De prejudiciële vraag betrof met name de vraag wat er verstaan moet worden onder:

  • gefinancierd door een of meer aanbestedende diensten
  • welke gelden (zoals beurzen, toelagen en onderzoeksvergoedingen) daartoe gerekend moeten worden
  • wat onder in "hoofdzaak" moet worden verstaan, en
  • over welke periode de financiering zich moet uitstrekken.

Volgens het Hof moeten vergoedingenter ondersteuning van onderzoekswerk en toelagen of studiebeurzen die door plaatselijke onderwijsinstanties worden betaald ter dekking van de collegegelden worden beschouwd als een vorm van openbare financiering door de aanbestedende dienst. Niet als openbare financiering moet worden aangemerkt vergoedingen van aanbestedende diensten die onderzoekswerk omvat of als tegenprestatie voor adviesverlening of de organisatie van conferenties.

Onder "in hoofdzaak" moet volgens het Hof worden verstaan: voor meer dan de helft zonder dat er van enige kwalitatieve uitlegging als overwicht of overhand sprake hoeft te zijn etc.

Om het percentage financiering van een bepaalde instelling correct te kunnen beantwoorden dient volgens het Hof rekening te worden gehouden met alle inkomsten van de instelling, met inbegrip van de inkomsten die voortvloeien uit commerciële activiteiten.

De kwalificatie van een instelling als aanbestedende dienst moet op jaarbasis geschieden: het begrotingsjaar waarin de aanbestedingsprocedure wordt geopend wordt door het Hof als meest geschikte periode geacht.

Korte analyse
NL heeft in deze zaak opmerkingen gemaakt. Het Hof is dezelfde mening toegedaan als Nederland over de interpretatie van in hoofdzaak (meer dan 50%) en dat niet van financiering sprake is als er een reële vergoeding voor de te leveren prestatie tegen over staat.Waar het Hof uitgaat van een begrotingsjaar stelde NL uit een oogpunt van o.m. rechtszekerheid de structurele financiering als uitgangspunt te nemen ( niet elk jaar een andere status van de instelling).

Het arrest geeft helaas geen antwoord op de vraag of de wettelijk verplichte collegegelden, die betaald worden door de studenten zelf gezien moeten worden als openbare financieringsbron.

Hierover bestaat nog onduidelijkheid. Zou het Hof hierover wel een uitspraak hebben gedaan dan zou dit onder meer consequenties hebben gehad voor de positie van instellingen in de gezondheidszorg etc, waarbij ook sprake is van wettelijke verplichte betalingen (i.c. van premiegelden).

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Het arrest geeft een duidelijk antwoord op de vraag wat moet worden verstaan onder "in hoofdzaak" en onder "gefinancierd". Hierdoor ontstaat meer duidelijkheid over de interpretatie van het begrip publiekrechtelijke instelling. Daardoor wordt het voor de rechtspraak en de instellingen met een overheidsinvloed of -bemoeienis duidelijker om te beoordelen wanneer sprake is van een publiekrechtelijke instelling en of instellingen opdrachten al dan niet Europees moeten aanbesteden.

Voorstel voor behandeling
De ICER verzoekt het IOEA aan het arrest ruime bekendheid te geven via de IOEA-nieuwsbrief.