C-386/11 Piepenbrock Dienstleistungen GmbH & Co. Kg tegen Kreis Düren, arrest van het Hof van Justitie van 13 juni 2013

Contentverzamelaar

C-386/11 Piepenbrock Dienstleistungen GmbH & Co. Kg tegen Kreis Düren, arrest van het Hof van Justitie van 13 juni 2013

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 13 juni 2013 in zaak C-386/11 Piepenbrock Dienstleistungen GmbH & Co. Kg tegen Kreis Düren

Betrokken departementen
EZ, BZK, I&M, SZW

Sleutelwoorden
Overheidsopdrachten – Richtlijn 2004/18/EG – Begrip ‘overheidsopdracht’ – Overeenkomst tussen twee territoriale lichamen

Beleidsrelevantie
Dit arrest geeft duidelijkheid over de toepasselijkheid van regels voor overheidsopdrachten als openbare lichamen aan elkaar taken met betrekking tot bepaalde dienstverlening toevertrouwen. In bepaalde gevallen, zoals bij deze zaak, kan het betekenen dat een dergelijke overeenkomst kan worden gekwalificeerd als een overheidsopdracht voor diensten in de zin van artikel 1, lid 2, sub d, van Richtlijn 2004/18/EG.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Stadt Düren behoort tot een vereniging van Duitse gemeenten, Kreis Düren. Piepenbrock doet de reiniging van diverse gebouwen in die gemeenten. De vereniging heeft met Stadt Düren een ontwerpovereenkomst opgesteld waarmee de taak voor het reinigen van gebouwen in Stadt Düren worden overgedragen aan Stadt Düren. Stadt Düren krijgt hiervoor een financiële vergoeding voor de kosten en kan ter uitvoering van de aan haar overgedragen taak een beroep doen op derden. De vereniging houdt daarbij wel toezicht op de uitvoering door Stadt Düren. Piepenbrock stelt dat hiervoor een aanbestedingsprocedure had moeten worden gevolgd en stapt naar de rechter die vervolgens prejudiciële vragen stelt. De verwijzende rechter vraagt zich af of overeenkomsten van intergemeentelijke samenwerking, zoals de onderhavige, wel binnen de reikwijdte van de aanbestedingsregels vallen, te meer nu deze overeenkomst eigenlijk identiek is aan een willekeurige opdracht die onderworpen is aan Richtlijn 2004/18/EG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PbEU 2004, L 134) wordt opgesteld.
Het Hof toetst de ontwerpovereenkomst aan de criteria voor een overheidsopdracht en is van oordeel dat het, onder het voorbehoud dat de verwijzende rechter nog onderzoek zal moeten verrichten, erop lijkt dat de overeenkomst in het onderhavige geval voldoet aan de kenmerken van een overheidsopdracht. Het Hof gaat vervolgens nog na of de overeenkomst mogelijk kan worden beschouwd als een van de twee typen overeenkomsten die, hoewel door openbare lichamen gesloten, niet binnen de werkingssfeer van het Unierecht inzake overheidsopdrachten vallen. Het Hof verwijst daarbij naar zijn arresten in zaken C-107/98 Teckal en C-159/11 Ordine degli Ingegneri della provincia di Lecce. Type 1 is een overeenkomst tussen een openbaar lichaam en een persoon die daar rechtens van te onderscheiden is. Het openbaar lichaam oefent toezicht uit op deze persoon zoals bij zijn eigen diensten en de persoon oefent het merendeel van zijn werkzaamheden uit ten behoeve van dat openbare lichaam. De overeenkomst in casu valt hier volgens het Hof niet onder want Kreis Düren oefent op Stadt Düren geen toezicht uit op dezelfde manier als op haar eigen diensten noch oefent Stad Düren haar werkzaamheden voor het merendeel uit voor Kreis Düren.
Type 2 is een overeenkomst die een samenwerking tussen openbare lichamen tot stand brengt ter uitvoering van een op hen gezamenlijk rustende taak van algemeen belang. Daarbij mag geen sprake zijn van particuliere inbreng en mag geen enkele particuliere dienstverrichter worden bevoordeeld ten opzichte van zijn concurrenten. De overwegingen en eisen in de overeenkomst zijn enkel gericht op  het nastreven van de doelstellingen van algemeen belang. Deze criteria zijn cumulatief.
Het Hof is van oordeel dat de onderhavige overeenkomst niet een samenwerking is zoals type 2, zeker niet nu het mogelijk is voor Stadt Düren om bij de uitvoering van de in de overeenkomst vastgestelde taak een beroep te doen op derden. Die derden kunnen aldus worden bevoordeeld tegenover andere ondernemingen (Piepenbrock) die op dezelfde markt actief zijn. Het Hof concludeert tenslotte dat de overeenkomst in casu een overheidsopdracht in de zin van Richtlijn 2004/18/EG is.

Inventarisatie van de mogelijke effecten
Dit arrest heeft geen direct effect op Nederlands beleid of wet- en regelgeving. Het is echter van belang voor aanbestedende diensten en de rechtspraktijk ervan bewust te zijn dat er maar twee soorten overeenkomsten tussen openbare lichamen mogelijk zijn die niet onder de werkingssfeer van het Unierecht inzake overheidsopdrachten vallen. Dit is ten eerste een overeenkomst tussen een openbaar lichaam en een daarvan onderscheiden persoon/entiteit. Daarbij is vereist dat a) het openbaar lichaam toezicht uitoefent over die persoon zoals op zijn eigen diensten en b) de persoon het merendeel van zijn werkzaamheden uitoefent ten behoeve van dat openbare lichaam. Ten tweede is het een overeenkomst voor samenwerking tussen openbare lichamen ter uitvoering van een op hen gezamenlijk rustende taak van algemeen belang. Vereist is dat a) daarbij geen sprake mag zijn van particuliere inbreng, b) er geen enkele particuliere dienstverrichter wordt bevoordeeld ten opzichte van zijn concurrenten en c) de overeenkomst enkel is gericht op het nastreven van de doelstellingen van algemeen belang. De door het Hof uiteengezette criteria zijn voor beide soorten overeenkomsten cumulatief van toepassing.

Voorstel voor behandeling
De IOWJZ zendt het fiche en het arrest ter kennisneming aan alle ministers. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.

Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie