C-387/02, C-391/02 en C-403/02, Berlusconi e.a., arrest van 3 mei 2005

Contentverzamelaar

C-387/02, C-391/02 en C-403/02, Berlusconi e.a., arrest van 3 mei 2005

Signaleringsfiche Berlusconi
Arrest van het Hof van Justitie van 3 mei 2005, in gevoegde zaken C-387/02, C-391/02 en C-403/02, Silvio Berlusconi, Sergio Adelchi, Marcelle Dell'Utri e.a.

Betrokken departementen
JUS

Sleutelwoorden
Vennootschapsrecht - gemeenschapstrouw - strafrechtelijke sanctionering van overtredingen van communautair recht - vereiste van passende sancties - retroactieve toepassing van de lichtste straf

Beleidsrelevantie
De verplichting voor lidstaten tot het stellen van passende sancties op overtredingen van het gemeenschapsrecht kan er niet toe leiden dat een richtlijn zich verzet tegen de toepassing van nieuwe, voor de verdachte gunstiger nationale bepalingen op feiten die dateren van voor die bepalingen, wanneer deze nieuwe bepalingen te lichte sancties bevatten en als zodanig als 'niet-passend' kunnen worden beschouwd.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Op grond van de eerste vennootschapsrichtlijn zijn de lidstaten verplicht tot het instellen van sancties wegens het niet-openbaar maken van jaarstukken. Aan het Hof van Justitie worden in het kader van strafprocedures wegens overtreding van Italiaanse wetgeving over vervalsing van boekhouding en de openbaarmaking van onjuiste informatie over vennootschappen een aantal prejudiciële vragen gesteld. Gevraagd wordt ten eerste of ook de openbaarmaking van onjuiste informatie op grond van de eerste, vierde en zevende vennootschapsrichtlijnen passend gesanctioneerd moet worden. Het Hof beantwoordt deze vraag bevestigend Voorts golden in Italië ten tijde van de vaststelling van de overtredingen in kwestie zwaardere straffen dan ten tijde van berechting van de overtreders. Op grond van het Italiaanse strafrecht moet de lichtste straf worden toegepast. De Italiaanse rechters vragen zich af of uit de vennootschapsrichtlijnen en het beginsel van gemeenschapstrouw zoals uitgelegd in het Griekse maïs arrest (Commissie/Griekenland, C-68/88, sancties op overtredingen van het gemeenschapsrecht moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn) volgt dat toch de zwaardere straffen kunnen of zelfs moeten worden opgelegd. Het Hof oordeelt dat dit niet kan, omdat een richtlijn uit zichzelf en onafhankelijk van een door een lidstaat ter uitvoering van de richtlijn vastgestelde wet, niet bepalend kan zijn voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de verdachte, noch deze aansprakelijkheid kan verzwaren (zie eerder het arrest in de zaak Kolpinghuis, C-80/86). Ook het beginsel van de retroactieve toepassing van de lichtste straf moet door de nationale rechter als algemeen beginsel van gemeenschapsrecht in acht worden genomen en verzet zich tegen het opleggen van het zwaardere strafregime dat inmiddels niet meer geldt in Italië. Het Hof laat zich niet uit over de vraag of de huidige straffen in Italië inderdaad te licht zijn en daardoor eventueel niet passend.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Uit het arrest volgt ten eerste, dat op grond van de vennootschapsrichtlijnen ook het publiceren van onjuiste informatie in een jaarrekening passend moet worden gesanctioneerd. Dit is opvallend omdat uit de tekst van het betreffende artikel en de interpretatie van de Europese Commissie leek te moeten worden afgeleid dat alleen het nalaten van publicatie passend zou moeten worden gesanctioneerd. In de Nederlandse wet is het publiceren van een misleidende jaarrekening thans reeds (civielrechtelijk en strafrechtelijk) gesanctioneerd. Er dient rekening mee te worden gehouden dat het Hof van Justitie deze sancties in voorkomend geval beoordeelt vanuit het Europeesrechtelijk kader. Dit betekent dat sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn. Een tweede punt van belang is dat een richtlijn uit zichzelf niet bepalend kan zijn voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de verdachte, noch deze aansprakelijkheid kan verzwaren. Hoewel het arrest ging over strafrechtelijke sancties bestaat gezien de motivering van het Hof de kans dat het voorgaande ook geldt voor sancties van andere aard, zoals bijvooorbeeld administratiefrechtelijke sancties.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest aan alle ministers en verzoekt de Minister van Justitie om het fiche en het bijbehorende arrest door te zenden aan de Raad voor de Rechtspraak. Een vervolgfiche wordt niet gemaakt.