C-39/24 Justa  

Contentverzamelaar

C-39/24 Justa  

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    18 april 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    4 juni 2024

Trefwoorden: Openingskosten; transparantiebeginsel

Onderwerp:

-             Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten: artikel 4 lid 2;

-             Richtlijn 2014/17 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen;

-             Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt: artikel 7;

Feiten:

Verzoekende partij is ‘Justa’ en verwerende partij is een Spaanse bank. De partijen hebben een kredietovereenkomst afgesloten voor het verlenen van een hypotheek. In deze overeenkomst waren openingskosten gerekend van 0,25% van het geleende krediet, welke Justa betaald heeft.

Overweging:

De verwijzende rechter stelt vragen over de uitleg die de Spaanse rechters hebben gegeven aan het in rekening brengen van het onkostenbeding in kredietovereenkomsten. De verwijzende rechter verwijst hierbij naar rechtspraak van het Hof inzake de uitleg voor het nietig verklaren van een openingskostenbeding, en naar het transparantiebeginsel van richtlijn 93/13.

Prejudiciële vragen:

1. Verzet de Unieregeling zich tegen de uitlegging van de Tribunal Supremo (hoogste rechter, Spanje) ter zake van de openingskosten volgens welke louter de vermelding van de hoogte van het betreffende beding in de hypotheekakte en het feit dat dit bedrag de vastgestelde limiet niet overschrijdt, voldoende is om, gelet op artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG, vast te stellen dat er geen sprake is van oneerlijkheid wegens gebrek aan transparantie, ook al worden in dat beding de inhoud en de looptijd ervan niet gespecificeerd?

2. Als het beding in kwestie vooraf onder de aandacht van de consument is gebracht, niet wordt geacht deel uit te maken van de op bankleningen betrekking hebbende activiteiten overeenkomstig richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad en wordt geacht geen verband te houden met de rente die ter vergoeding wordt betaald, moeten er dan geen facturen worden opgesteld waarop de desbetreffende diensten worden gespecificeerd voordat zij aan de consument in rekening worden gebracht, en is het feit dat dit wordt nagelaten niet in strijd met de Unieregeling doordat er materieel afbreuk wordt gedaan aan de transparantie van dat beding?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-224/19 en C-259/19 Caixabank

Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten